Download hele richtlijn

Drukulcera (decubitus)

Diagnostiek

Er is niet systematisch gezocht in de literatuur naar diagnostiek van drukulcera bij kinderen tussen 0 en 18 jaar in de palliatieve fase. De overwegingen en aanbevelingen zijn geformuleerd op grond van ervaringen van experts en richtlijnen uit de kindergeneeskunde (4).

Aanbevelingen

Belangrijk: Zie algemene aanbevelingen voor aanbevelingen die van belang zijn in elk palliatief traject en in elk stadium van de ziekte van het kind.

Doen 
(sterke aanbeveling)

 

  • Neem een anamnese af en verricht zorgvuldig lichamelijk onderzoek van de gehele huid. 
  • Gradeer drukulcera op basis van het NPIAP/EPUAP-decubitus-classificatiesysteem (zie tabel 2: stadiëring van decubitus)

Overwegingen

Voor de beoordeling van wonden is lichamelijk onderzoek van groot belang. Let daarbij op kleur/roodheid, grootte, diepte en vorm, wondranden, maceratie, de mate van exsudaat en bloedingsneiging, geur, zwelling, warmte en pijn, plaats van de wond. Bij stadiëring van decubitus wordt het NPIAP/EPUAP-decubitus-classificatiesysteem (2009, 2014) gebruikt (4). 

Tabel 2 Stadiëring van decubitus volgens het NPIAP/EPUAP-decubitus classificatiesysteem.

Categorie I Niet-wegdrukbare roodheid bij een intacte huid
Intacte huid met niet-wegdrukbare roodheid in een gelokaliseerd gebied ter hoogte van een botuitsteeksel. Een donkere huid vertoont mogelijk geen zichtbare verkleuring en is daarom moeilijker te beoordelen. Het gebied kan pijnlijk, stijf, zacht, warmer of kouder zijn in vergelijking met aangrenzend weefsel.
Categorie II Verlies van een deel van de huidlaag of blaar
Een glimmende of droge oppervlakkige wond met een roze wondbodem, zonder wondbeslag of kneuzing. Een deel van de lederhuid (dermis) is verdwenen. De wond kan er uitzien als een intacte, een open of een gescheurde blaar. Ook een blaar gevuld met vocht (plasma) en/of bloed behoort tot categorie II.
Categorie III Verlies van een volledige huidlaag (vet zichtbaar)
Een huidlaag is weggevallen, waardoor onderhuids vet zichtbaar is. Bot, pezen en spieren liggen niet bloot. Wondbeslag, ondermijning of tunnelvorming kunnen aanwezig zijn. De diepte van de categorie III-decubitus varieert per lichaamsplaats. De neusbrug, het oor, het achterhoofd en de enkel hebben geen subcutaan (vet)weefsel waardoor de wond oppervlakkig is. In gebieden met een grote hoeveelheid vet kunnen zich extreem diepe wonden ontwikkelen. Bot en pezen zijn niet zichtbaar of direct voelbaar.
Categorie IV  Verlies van een volledig weefsel laag (spier/bot zichtbaar)
Het verlies van een volledige weefsellaag met blootliggend bot, pezen of spieren. Een vervloeid wondbeslag of necrotische korst kan aanwezig zijn. Meestal is er sprake van ondermijning of tunnelvorming. De diepte van de wond varieert per lichaamsplaats. Decubitus kan zich uitbreiden in de spieren en/of ondersteunende structuren (bijv. fascia, pees of gewrichtskapsel) waardoor gemakkelijk osteomyelitis of osteitis ontstaat. Blootliggend bot of spierweefsel is zichtbaar en direct voelbaar.

Tabel_2_Stadiering_van_decubitus_volgens_het_NPIAP-EPUAP-decubitus_classificatiesysteem_rl_Kinderen