Knelpunten
- Snel naar:
- Over NPPZ II
- Strategische thema's
- Contact
Inhoud
6.1 Ziekenhuis
6.2 Thuis
6.3 Hospice
6.4 Verpleeghuis
6.5 Patiënten
6.6 Palliatieve zorg voor kinderen
Dit hoofdstuk geeft zicht op de zorg die niet of nog niet kan worden gedeclareerd. Hiermee borduurt dit hoofdstuk voort op het hoofdstuk ‘Knelpuntenanalyse’ uit voorgaande versies van de Handreiking. Dat hoofdstuk is voortaan opgedeeld in een hoofdstuk 6 ‘Knelpunten’ en hoofdstuk 7 ‘Opgeloste knelpunten’. De nieuwe Handreiking geeft de actuele stand van zaken weer per 2025.
6.1 Ziekenhuis
Knelpunten ziekenhuis 2017 |
Stand van zaken 2025 |
Patiënt overleden vóór Overleg palliatieve zorg Multidisciplinair overleg ten behoeve van de patiënt is een relevant kwaliteitsaspect van specialistische palliatieve zorg. Voor het in rekening brengen van zorgproducten palliatieve zorg dient per subtraject ten minste één multidisciplinair overleg te hebben plaatsgevonden. Als de patiënt is overleden voor dit overleg heeft plaatsgevonden, kan er geen zorgproduct worden gedeclareerd. |
Geen aanpassing Het probleem wordt herkend, maar het in rekening brengen van een Overleg palliatieve zorg zonder dat dit regulier heeft plaatsgevonden, acht de NZa vanuit kwaliteitsargumenten niet wenselijk. |
Patiënt overleden/ontslagen vóór face-to-face contact met medisch specialist Als een gespecialiseerd verpleegkundige van het team Palliatieve Zorg een opgenomen patiënt adviseert of begeleidt, dient een beroepsbeoefenaar die de poortfunctie uitoefent en onderdeel uitmaakt van het team Palliatieve Zorg contact gehad te hebben met de patiënt om zorgproducten palliatieve zorg te kunnen declareren. Dit contact kan ook als zorg op afstand plaatsvinden. Als de patiënt overlijdt of ontslagen wordt voordat dit plaatsvindt, kunnen geen zorgproducten palliatieve zorg worden gedeclareerd. |
|
Registratie Overleg palliatieve zorg (code 190006) Het betreft de bespreking van de palliatieve zorg van een patiënt door een team palliatieve zorg, bestaande uit minimaal twee poortspecialisten van verschillende specialismen, of één poortspecialist en één beroepsbeoefenaar die de poortfunctie uitvoert. De beroepsbeoefenaar die de poortfunctie uitvoert, betreft een ander specialisme dan het specialisme van de poortspecialist en heeft door middel van opleiding aantoonbare expertise in pijn/palliatieve zorg. In steeds meer ziekenhuizen maakt een specialist Ouderengeneeskunde deel uit van het team palliatieve zorg. Om de DBC palliatieve zorg declarabel te krijgen, is een overleg palliatieve zorg tussen een kader opgeleide specialist Ouderengeneeskunde en een verpleegkundig specialist na een consult met de patiënt onvoldoende, omdat zij beiden beroepsbeoefenaar zijn die de poortfunctie vervullen. Ondanks het feit dat het hier gaat om multidisciplinair overleg tussen in palliatieve zorg gespecialiseerde zorgverleners kan in deze situatie alleen een overleg palliatieve zorg worden geregistreerd als een poortspecialist (die regelmatig minder expertise heeft in palliatieve zorg dan de kader opgeleide specialist Ouderengeneeskunde of de verpleegkundig specialist) deelneemt aan het overleg. |
|
6.2 Thuis
Knelpunte huisarts 2017 |
Stand van zaken 2025 |
Structurele financiering transmuraal team Er zijn momenteel slechts beperkte mogelijkheden voor het bekostigen en contracteren van de samenwerking van zorgverleners in een transmuraal team. Bijvoorbeeld voor transmurale MDO's, transmurale bedside consultaties en de inzet van casemanagement/regiefunctie palliatieve zorg.166 Dit knelpunt staat nu bij huisartsen maar geldt, afhankelijk van de lokale inrichting van het transmurale team Palliatieve Zorg, ook voor andere zorgverleners in dat team. |
Een oplossing voor dit knelpunt kan liggen in de contractafspraken die zorgverzekeraars en zorgaanbieders met elkaar kunnen maken over de prestaties in het TAPA$-experiment. Zie toelichting op TAPA$ in paragraaf 2.6. |
Deelname huisarts aan PaTz-groep niet structureel bekostigd
|
Deelname van de huisarts aan PaTz (indirect patiëntgebonden tijd) zit net als andere MDO’s verdisconteerd in de tarieven voor de direct patiëntgebonden tijd, oftewel het consult- en inschrijftarief. Binnen de huisartsenfinanciering zijn er daarnaast mogelijkheden om hierover aanvullende maatwerkafspraken te maken in segment 3. Verschillende zorgverzekeraars onderschrijven de toegevoegde waarde van PaTz ten opzichte van een regulier Multidisciplinair overleg (MDO) en voorzien in een (tijdelijke) financiering vanuit segment 3. Echter, de financiering vanuit segment 3 is vanuit zijn aard tijdelijk. |
Structurele financiering voor proactieve zorgplanningsgesprekken |
Voor proactieve zorgplanningsgesprekken hebben huisartsen de mogelijkheid om een lang consult te declareren (>20 minuten). In de praktijk duren deze gesprekken echter aanzienlijk langer, waardoor het tarief als ontoereikend wordt ervaren. In juni 2024 heeft de NZa een rapport ‘verkenning bekostiging biedt ruimte voor proactieve zorgplanning. Naast ruimte in segment 1, bieden ook segment 2 en 3 ruimte voor maatwerkafspraken over gepubliceerd. Het is aan zorgaanbieders en zorgverzekeraars samen om met elkaar passende afspraken te maken over de tarieven van de prestaties. De zorgverzekeraar vergoedt binnen het budgetplafond de zorg die noodzakelijk is. Op het moment dat het budgetplafond dreigt te worden overschreden, kunnen zorgaanbieder en zorgverzekeraar in gesprek gaan over het ophogen van het plafond. Uit De Kamerbrief ´Palliatieve zorg, een niveau hoger´ bleek dat individuele zorgverzekeraars bij een dreigende overschrijding van het omzetplafond als gevolg van het leveren van PTZ, in principe 100 procent van het aangevraagde hogere budget honoreerden. Eind 2021 is er in verband met het Hoofdlijnenakkoord wijkverpleging onder leiding van VWS met de sector afgesproken dat een cliënt met spoedzorg/ptz niet benadeeld mag worden door cliëntenstops, als gevolg van budgetplafonds, en dat deze daarom buiten de cliëntenstops worden gehouden. Ook concludeert de NZa op basis van de contractering wijkverpleging 2018 dat alle zorgverzekeraars bereid zijn bij te contracteren als PTZ in het geding is. Daarnaast concludeert de NZa in haar Visie bekostiging palliatieve zorg (2022): "De huidige bekostiging van de wijkverpleging bevordert het inzetten van specialistische palliatieve terminale zorg in de thuissituatie niet altijd voldoende. De integrale tarieven in de wijkverpleging zijn gemiddelde tarieven. Deze prikkel [maakt] het lonend om zorg te leveren passend bij of onder het gemiddelde tarief. Specialistische palliatieve terminale zorg is complexe dure zorg en daarmee vaak niet lonend om te leveren". |
Knelpunten wijkverpleging 2017 |
Stand van zaken 2025 |
Tarieven en budgetplafond (Zvw) De tarieven en het budgetplafond voor verpleging en verzorging worden als krap ervaren voor het leveren van zorg door hoger geschoold personeel of zorg aan bijzondere doelgroepen (zoals terminale patiënten). Toelichting op knelpunt:
Uit een analyse van declaratiegegevens door de NZa bleek dat in 2016 de historische verhouding gemiddeld 80 procent persoonlijke verzorging en 20 procent verpleging was. Daarnaast wordt er vaak in het contract een doorleverplicht vastgelegd. Zorgaanbieders moeten dan zorg leveren voor eigen rekening als het budgetplafond is bereikt.168,169 |
Contractering Het is aan zorgaanbieders en zorgverzekeraars samen om met elkaar passende afspraken te maken over de tarieven van de prestaties. De zorgverzekeraar vergoedt binnen het budgetplafond de zorg die noodzakelijk is. Op het moment dat het budgetplafond dreigt te worden overschreden, kunnen zorgaanbieder en zorgverzekeraar in gesprek gaan over het ophogen van het plafond. Uit De Kamerbrief ´Palliatieve zorg, een niveau hoger´ bleek dat individuele zorgverzekeraars bij een dreigende overschrijding van het omzetplafond als gevolg van het leveren van PTZ, in principe 100 procent van het aangevraagde hogere budget honoreerden.170 Ook concludeert de NZa op basis van de contractering wijkverpleging 2018 dat alle zorgverzekeraars bereid zijn bij te contracteren als PTZ in het geding is.171 Daarnaast concludeert de NZa in haar Visie bekostiging palliatieve zorg (2022): "De huidige bekostiging van de wijkverpleging bevordert het inzetten van specialistische palliatieve terminale zorg in de thuissituatie niet altijd voldoende. De integrale tarieven in de wijkverpleging zijn gemiddelde tarieven. Deze prikkel [maakt] het lonend om zorg te leveren passend bij of onder het gemiddelde tarief. Specialistische palliatieve terminale zorg is complexe dure zorg en daarmee vaak niet lonend om te leveren".172 Zilveren Kruis heeft in haar inkoopbeleid 2025 aangekondigd dat ze declaraties palliatief terminale zorg niet meetellen bij het berekenen van doelmatigheid. Zorgaanbieders kunnen verzekerden in zorg nemen zonder er rekening mee te hoeven houden dat dit de doelmatigheid negatief beïnvloedt. Deze bepaling geldt niet voor zorgaanbieders die uitsluitend palliatief terminale zorg leveren. |
Casemanager palliatieve zorg
|
Zie antwoord boven bij ‘Tarieven en budgetplafond (Zvw)’ In het TAPA$-experiment is ook een prestatie opgenomen ‘regiefunctie complexe palliatieve zorg’. Onderdeel hiervan is ook casemanagement.174 |
Terminaliteitsverklaring (Zvw) Bekostiging van vroege inzet van palliatieve zorg (wanneer de prognose nog langer is dan drie maanden), is onduidelijk.
|
Terminaliteitsverklaring meestal niet meer nodig In 2019 hebben betrokken partijen afgesproken dat een terminaliteitsverklaring niet meer nodig is, omdat het niet patiëntvriendelijk is, onnodige administratieve handelingen oplevert en het nooit met zekerheid te zeggen is of de levensverwachting daadwerkelijk korter is dan drie maanden. De afschaffing geldt vooralsnog met uitzondering van aanvragen van een PGB voor zorg in de palliatief terminale fase.175 Nog steeds dient de noodzaak van de in te zetten zorg te blijken uit voldoende onderbouwing in het zorgplan. Van de wijkverpleegkundige wordt verwacht dat hij/zij de zorginzet en de conclusies van het overleg met de huisarts over het aanbreken van de laatste levensfase vastlegt in het zorgdossier. |
Nazorg (Wlz & Zvw) Voor nazorg is geen aparte bekostiging. Het is onderdeel van de tarieven van de prestaties en daardoor niet transparant welke nazorg precies geleverd is. |
Kostenonderzoeken In de kostprijsaanleveringen wordt de nazorg meegenomen voor zowel de Zvw als de Wlz, zodat de kosten van nazorg na overlijden geborgd zijn met een adequaat tarief. |
6.3 Hospice
Knelpunten 2017 |
Stand van zaken 2025 |
Onderaannemerschap Hospices zonder WTZa-toelating met eigen personeel zijn veelal onderaannemer bij een organisatie die contracten kan afsluiten met de zorgverzekeraar of het zorgkantoor.176 De thuiszorgorganisatie en zorgverzekeraar maken afspraken over de omvang en de tarieven van de totale zorg die de thuiszorgorganisatie levert. Het hospice heeft zelf geen directe invloed op de afspraken die worden gemaakt over de gespecialiseerde zorg die zij leveren. |
Aandacht voor contractering hospicezorg De NZa geeft aan dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders regionaal in de contractering of landelijk via de branchepartijen kunnen kijken hoe specifieke aandacht kan worden gegeven aan de hospicezorg in de contractering. Ook kan er worden geïnventariseerd of directe contractering mogelijk is.177 |
Wmo De Wmo (huishoudelijke hulp) biedt gemeenten veel vrijheid in de uitvoering van de wet. BTH kunnen met de gemeenten in hun regio inventariseren of er binnen het lokaal beleid passende financiering mogelijk is. Sommige gemeenten dragen wel bij, anderen helemaal niet. Dit leidt tot regionale verschillen en kan gevolgen hebben voor de exploitatie van een hospice. Bijdragen vanuit de WMO voor de inzet van vrijwilligers zijn mogelijk voor alle hospicetypes. Met de komst van het ‘ravijnjaar 2026’ heroverwegen daarnaast veel gemeenten hun bijdrage aan hospicezorg. Dan belanden gemeenten namelijk tussen het oude financiële systeem, dat in 2025 afloopt, en het nieuwe dat per 2027 van kracht wordt. Zij lopen hier gezamenlijk ruim 3 miljard euro door mis, waardoor hun begrotingen onder grote druk komen te staan. Hierdoor blijft dit, ondanks deze ruimte, in de praktijk een knelpunt voor hospices. |
Afspraken op maat Hiervoor is geen oplossing. |
Bekostiging respijtzorg, probleemanalyse en crisisinterventie Bekostiging van respijtzorg, probleemanalyse (tijdelijke opname tbv onderzoek) en crisisinterventie wanneer de prognose nog langer is dan drie maanden, is ontoereikend en onduidelijk. |
|
Coördinatie en opleiding van vrijwilligers De VWS-subsidie voor o.a. coördinatie en opleiding van vrijwilligers is landelijk gemaximeerd en groeit niet meer met een groeiende vraag naar vrijwilligers. Door een groei van het aantal cliënten, daalt het bedrag per cliënt. De hoogte van de subsidie is afhankelijk van de werkzaamheden in eerdere jaren. In regio’s waar dit nieuw wordt neergezet of de vraag sterk groeit, wordt de vergoeding t.b.v. coördinatie en opleiding als niet toereikend ervaren. Hierdoor kunnen coördinerende taken en opleidingstrajecten soms onvoldoende worden uitgevoerd, leidend tot een lagere inzet van vrijwilligers. |
De subsidie loopt eind 2026 af. Vooral de hoogte, maar ook de spelregels voor de verdeling van de subsidie staan op de agenda van de koepels en bij Stichting PZNL (en VWS). |
6.4 Verpleeghuis
Knelpunten Verpleeghuis/PU 2017 |
Stand van zaken 2025 |
|
|
6.5 Patiënten
Knelpunten en vragen in 2019 |
Stand van zaken 2025 |
Grote verschillen eigen betalingen Omdat patiënten met een levensverwachting korter dan drie maanden (palliatieve terminale zorg, PTZ) niet van de Zvw naar de Wlz gaan en andersom, wordt dezelfde zorg vanuit verschillende wetgevingen bekostigd. Een patiënt met een indicatie voor de Wlz betaalt voor de zorg een (lage) eigen bijdrage. Een patiënt in de Zvw betaalt deze eigen bijdrage niet.178 Er kunnen hierdoor verschillen ontstaan in kosten voor patiënten, die met name bij opname in een hospice duidelijk zichtbaar kunnen worden. |
Dit wordt veroorzaakt door verschillende wetten van waaruit palliatieve zorg wordt geleverd: voor de Zvw geldt een jaarlijks eigen risico van € 385 en voor de Wlz een maandelijkse eigen bijdrage die kan oplopen tot € 2.854,40. Hier zijn vragen over gesteld vanuit de Tweede Kamer en betrokken partijen zoals de Patiëntenfederatie Nederland.179 Eind juni 2020 presenteerde de commissie ‘Toekomst Zorg Thuiswonende Ouderen’ op verzoek van de minister een advies met betrekking tot deze hogere eigen bijdrage, ‘Oud en zelfstandig in 2030. Aangepast REISadvies’. Hierin wordt geadviseerd tot een wetswijziging om meerdere problemen voor ouderen met betrekking tot Zvw, Wlz en Wmo op te lossen.180 |
Bijbetalen ongecontracteerde zorg (Zvw) In de wijkverpleging kunnen mensen afhankelijk van hun zorgverzekering kiezen voor ongecontracteerde zorgaanbieders. Niet altijd is het voor de patiënt vooraf duidelijk dat het om ongecontracteerde zorg gaat. In dat geval vergoedt de zorgverzekeraar niet 100% van de geleverde zorg. |
VWS zet in op verbetering van de contractering én op betere informatie voor de patiënt. Zorgverzekeraars hanteren nu het cessieverbod. Ongecontracteerde zorgaanbieders kunnen daardoor niet meer zelf hun declaraties indienen bij de zorgverzekeraar: dat moet via de patiënt. Soms moet de verzekerde ook een machtiging aanvragen. De zorgverzekeraar geeft dan goedkeuring voor het leveren van de zorg door een (mogelijk ongecontracteerde) aanbieder. Door deze maatregelen wordt voorkomen dat een patiënt niet weet dat zijn zorgaanbieder ongecontracteerd is – en hij voor onverwachte kosten komt te staan..181 |
Stapeling van zorgkosten Doordat mensen te maken krijgen met zorg die wordt vergoed vanuit verschillende wetten, krijgen ze ook te maken met verschillende eigen betalingen. Daarnaast zijn er ook nog zorgkosten die vanuit geen van deze wetten worden vergoed (zoals bijvoorbeeld bijbetalingen voor services in instellingen).
|
In het regeerakkoord over 2017 tot 2021182 zijn diverse maatregelen opgenomen:
Verder is de afgelopen jaren een aantal dingen gewijzigd:
|
Zorgval Patiënten krijgen vanuit de Wlz op basis van hun zorgzwaartepakket soms minder zorg dan zij voor die tijd vanuit de Zvw kregen. |
Door maatwerkregelingen binnen de Wlz kan extra budget worden aangevraagd bij het zorgkantoor, als de zorg volgens het geïndiceerde zorgzwaartepakket ontoereikend is:184,185
|
Vergoeding van medicijnen Sommige medicijnen uit de landelijke richtlijnen voor palliatieve zorg worden niet (standaard) vergoed uit het basispakket, of niet in elke setting. Individueel overleg tussen apotheker, voorschrijver en verzekeraar is tijdrovend (vaak spoedeisende situatie) en heeft niet altijd het gewenste resultaat. De producent van het medicijn heeft gezien het geringe volume voor deze specifieke toepassing niet altijd belang bij het leveren van wetenschappelijk bewijs wat nodig is voor het off-label inzetten van deze medicijnen. |
Het landelijke praktijkteam palliatieve zorg helpt mee bij het oplossen van knelpunten bij de organisatie en financiering van palliatieve zorg. In dit team nemen vertegenwoordigers vanuit onder meer Zorgverzekeraars Nederland, zorgverleners en patiënten deel. In het praktijkteam is het knelpunt uitgebreid geanalyseerd en geagendeerd. |
6.6 Palliatieve zorg voor kinderen
Knelpunten ziekenhuis |
Stand van zaken 2025 |
Nazorg kan niet apart geregistreerd en gedeclareerd worden Net als in de volwassenenzorg, maakt nazorg bij kinderen onderdeel uit van de lopende DBC. Trajecten in de kinderpalliatieve zorg lopen vaak erg lang. Ouders willen dan vaak nog gesprekken met zorgverleners die, soms jarenlang, nauw betrokken zijn geweest bij de zorg voor hun kind. Die inzet wordt niet voldoende gedekt door de tarieven van de betreffende DBC’s. |
|
Het is niet mogelijk om eigen pgb’ers zorg te laten leveren in het ziekenhuis, terwijl kinderen met intensieve medische zorgvragen bij opname in het ziekenhuis soms continue toezicht nodig hebben die de verpleegkundigen niet kunnen bieden. |
Inzet van kinderverpleegkundige (thuis)zorg binnen de Wlz is verder onder druk komen te staan. Grootste knelpunt is het ontbreken van een profiel verpleegkundige kindzorg binnen de Wlz. Er is een verzoek tot ontwikkeling voorgelegd aan de staatsecretaris en VWS. |
Doordat de zorgzwaarte en de financiering van de mogelijk zorg in natura niet gelijk op gaan, ontstaan problemen bij de kinderverpleegkundige (thuis)zorg binnen de Wlz. Dit kan tot gevolg hebben dat kinderen met een Wlz profiel geen kinderthuiszorg kunnen krijgen. Het is vooralsnog onduidelijk hoe vaak dit in de praktijk voorkomt. |
Inzet van kinderverpleegkundige (thuis)zorg binnen de Wlz is verder onder druk komen te staan. Grootste knelpunt is het ontbreken van een profiel verpleegkundige kindzorg binnen de Wlz. Er is een verzoek tot ontwikkeling voorgelegd aan de staatsecretaris en VWS. |
Er is voor kinderen zeer ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen (ZEVMB) een nieuwe code (Z1006) waarop kinderzorghuizen zorg kunnen declareren binnen de Wlz. Dit is echter niet genoeg voor een etmaal zorg. Bij sommige kinderen zelfs niet als de meerzorgregeling wordt toegepast. |
Het tarief voor logeeropvang binnen de Wlz dekt bij lang na de kosten niet voor de complexe medische zorg. Er worden nu geregeld losse afspraken met zorgkantoren gemaakt. Er is geen eenduidigheid hoe de complexe medische en palliatieve kindzorg rondom logeren en verblijf binnen de Wlz gedeclareerd mag worden. Verder komen de pgb tarieven binnen de Wlz niet overeen met de ZIN tarieven. Zorgkantoren acteren actief op het naar beneden bijstellen van de pgb tarieven, waardoor het bijna niet meer mogelijk is voor verpleegkundig kinderzorghuizen en kinderhospices om pgb zorg te leveren binnen de Wlz. |
Zorgzwaarte van kinderen is niet goed verdisconteerd in de WLZ-profielen waardoor er sprake kan zijn van niet-vergoede zorg. |
De Wlz kent geen apart profiel voor kinderen met de indicatie medische kindzorg. De bestaande kindzorgprofielen in de Wlz zijn hier niet toereikend voor. In alle gevallen is er dan sprake van een ophoging middels meerzorg. Kinderen worden dus ‘kunstmatig’ onder de huidige profielen gezet, waarbij het niet altijd lukt hiervoor meerzorg aan te vragen. |
Knelpunten thuis |
Stand van zaken 2025 |
Inzet KCT in de thuissituatie wordt slechts beperkt vergoed De zorg die wordt geleverd in de thuissituatie is lastig te declareren omdat:
|
Dit onderwerp heeft nog steeds de aandacht van het Kenniscentrum Kinderpalliatieve zorg. Het uiteindelijke doel is om een zorgactiviteit te kunnen registreren voor huisbezoeken.
|
Er is geen bekostiging voor nazorg bij kinderen door kinderverpleegkundigen uit de eerstelijn Ouders hebben vaak juist veel behoefte aan nazorggesprekken met de, vaak jarenlang nauw betrokken, zorgverleners. Deze zorg kan niet worden gedeclareerd. Daarnaast verschilt per jaar en per zorgaanbieder hoeveel kinderen er overlijden, waardoor het lastig is om deze zorg te verdisconteren in het tarief. Vanuit zorgaanbieders is daarom slechts beperkt mogelijkheid voor nazorg. |
Nazorg is expliciet opgenomen in de herziene Richtlijn Palliatieve Zorg voor Kinderen (november 2022). Op basis hiervan zal een verankering in beleid en herijking van het aantal nazorggesprekken plaatsvinden. Dit traject loopt momenteel nog. Zie ook dit knelpunt bij de ziekenhuiszorg. |
Bekostiging van ouderlijke zorg als mantelzorg door middel van het PGB beperkt Omdat veel zorg die wordt geleverd door ouders aan hun kind onder de ouderlijke zorg valt en niet onder mantelzorg, komt deze zorg vaak niet in aanmerking voor declaratie door middel van het PGB284F.191 De kinderverpleegkundige bekijkt per situatie op basis van maatwerk wat redelijkerwijs kan worden verwacht van ouders en wat dus onder de ouderlijke zorg valt.192
Probleem is door invoering ‘informeel zorgverlener’ gedeeltelijk opgelost maar vraagt wel monitoring. |
Binnen de Wlz mag een ouder als gewaarborgde hulp (veelal een van de ouders voor het minderjarige kind) vaak niet ook nog pgb inzetten voor zichzelf als zorgverlener. De andere ouder kan dat dan wel. Dit vereist toestemming vanuit het zorgkantoor. Dit knelpunt Is geagendeerd met de VNG en maakt onderdeel uit van de Landelijke Werkagenda Palliatieve Zorg Kind & Jongere (t/m 2026). |
Inzet van persoonlijke verzorging vanuit de Zvw of vanuit de Jeugdwet is vaak niet duidelijk Als er sprake is van medisch verpleegkundig handelen, dan wel een verhoogd risico op verpleegkundig handelen is de Zvw van toepassing, zo niet dan valt de zorg onder de Jeugdwet.193 - Ouders zitten dan wel met twee budgetten uit verschillende wetgevingen en soms ook met twee zorgverleners die tegelijkertijd aanwezig moeten zijn. Zie regionale indicatieteams. |
Dit heeft volgende inzichten opgeleverd:
|
Knelpunten respijtzorg (verpleegkundig kinderdagverblijf) |
Stand van zaken 2025 |
Tarieven verpleegkundig kinderdagverblijf zijn niet passend in geval van palliatieve zorg Het tarief voor het verpleegkundig kinderdagverblijf sluit niet goed aan bij de zorg voor kinderen die het kinderdagverblijf bezoeken op basis van een palliatieve zorgvraag. Dat komt doordat kinderen met een palliatieve zorgvraag:
|
Knelpunt voor de dagverblijven is wel het bij de palliatieve kinderen relatief hoge percentage ‘no show’, want dan krijgt het kinderdagverblijf niet betaald. Daarnaast spelen er probleem als een kind overgaat van de Zvw naar de Wlz, aangezien de tarieven in de Wlz niet overeenkomen met hetgeen er nodig is voor deze complexe groep kinderen. De NZa is in overleg met de sector om een kostprijsonderzoek te doen naar de tarieven van de prestaties voor verpleegkundig kinderdagverblijven en verpleegkundig kinderzorghuizen. Hierin neemt de NZa de laatste ontwikkelingen mee.
|
Tarieven verpleegkundig kinderzorghuizen zijn niet passend in geval van palliatieve zorg Het tarief voor het verpleegkundig kinderzorghuis sluit niet goed aan bij de zorg voor kinderen die daar verblijven op basis van een palliatieve grondslag. Dat komt doordat bij kinderen met een palliatieve zorgvraag:
|
De focus van de kinderzorghuizen is in de afgelopen jaren wel meer op de psychosociale familiegerichte zorg komen te liggen. Dit deel van de begeleiding aan gezinnen (inclusief nazorg) ligt in het gemeentelijke domein. Hier doen zich soms wel knelpunten voor door de verschillen in inkoopbeleid van gemeenten. |
Budgetplafonds in de Jeugdwet Door de budgetplafonds bij gemeenten kan het voorkomen dat een zorgaanbieder zorg levert waar geen vergoeding tegenover staat, of zorg niet kan leveren terwijl het kind en ouders daar wel behoefte aan hebben. Gemeenten gaan hier op verschillende manieren mee om, waardoor soms in de ene gemeente wel tot vergoeding wordt overgegaan en in de andere gemeente niet. Zorgaanbieders hebben daarbij soms te maken met verschillende gemeenten. |
De budgetplafonds bij de gemeenten bestaan nog steeds, waardoor in de loop van het jaar geen (nieuwe) zorg kan worden ingezet door een zorgorganisatie. Als deze zorg de meest passende is, moet de gemeente nadenken over maatwerkconstructies. Dit wordt verschillend opgepakt binnen gemeenten. Budgetplafonds worden ook als knelpunt ervaren bij de inzet van onafhankelijke clientondersteuning. Bij gezinnen met palliatieve kinderen is deze inzet vaak waardevol en noodzakelijk. Hier speelt ook het kennishiaat bij gemeenten waar het gaat om complex zieke kinderen en helpt opschaling naar de Regionale Domeinoverstijgende Indicatieteams, waarin gemeenten participeren. |
Knelpunten overige kosten |
Stand van zaken 2025 |
Bekostiging van de psychosociale zorg is niet eenduidig De mogelijkheden voor bekostiging van psychosociale zorg in de eerstelijn is afhankelijk van of de betreffende zorgverlener een contract heeft met de gemeente. Vooral met grote gemeenten is de ervaring dat veel zorgverleners maar beperkt contracten met gemeenten krijgen. Als de betreffende zorg niet wordt vergoed vanuit de Jeugdwet, wordt deze soms vergoed vanuit de aanvullende verzekering. Als de patiënt geen aanvullende verzekering heeft óf als die de geleverde zorg niet volledig vergoedt, kan een vergoeding plaatsvinden op basis van de Regeling palliatief terminale zorg. Deze is echter alleen bruikbaar voor geestelijk verzorgers en rouw- en verliesbegeleiders, en niet voor vaktherapeuten en orthopedagogen. De regeling voorziet bovendien in een gemaximeerd aantal van vijf gesprekken.199 Het beeld is dat gemeenten regelmatig niet toegerust zijn op de doelgroep kinderen met complexe somatische aandoeningen. De jeugdconsulenten kunnen de problematiek niet voldoende duiden en er is geen passend aanbod ingekocht. |
De regeling Geestelijke verzorging thuis is een goede oplossing gebleken voor inzet van rouw- en verliesbegeleiding en geestelijke verzorging. Voor wat betreft de inzet van psychosociale zorg blijkt in de praktijk dat het behandelende academische kinderziekenhuis deze zorg ook poliklinisch blijft uitvoeren of waar het gaat om vraagstukken op gebiedt van ‘levend verlies’ en ‘verlies’ overdraagt aan een regionale rouw- en verliesbegeleider, die in de kinderpalliatieve zorg veelal een achtergrond in de psychosociale zorg heeft. De IGV regeling voor kinderen is verlengd en loopt door tot 2026. In verband met het grote aantal aanvragen en beperkte subsidie is er een max van 5 gesprekken. |
De uitgangspunten voor financiering door het sociaal domein sluiten niet aan bij de palliatieve kindzorg
|
Veel gemeenten stellen als doel dat er sprake moet zijn van het vergroten van de zelfredzaamheid en stimulatie van de ontwikkeling. Dit is niet aan de orde bij palliatieve kinderen. |
De overgang van Zvw naar Wlz leidt regelmatig tot vacuüm in zorg
|
Wanneer indicatie Wlz is afgegeven, stopt direct de betaling vanuit Zvw. Het duurt echter vaak enkele maanden voordat de Wlz uitbetaling kan starten. Gezinnen dreigen daardoor zorgverleners kwijt te raken of in financiële problemen te komen. Omzetting naar PGB duurt nog langer. Een beschikking wordt altijd eerst afgegeven in zorg in natura, maar als het moet worden overgezet naar PGB, duurt dat vaak maanden voordat bewust-keuze-gesprek heeft plaatsgevonden en alle zorgovereenkomsten en zorg-beschrijvingen opnieuw zijn gemaakt. |
Jongeren die een grote zorgvraag hebben in de Zvw en over gaan naar de Wlz na hun 18e jaar, dreigen een zorgval te maken. Met name door het naar beneden bijstellen van de tarieven voor zorg door de zorgkantoren. Dit geldt ook voor jongeren die na hun 18e jaar binnen de Zvw blijven. Er is sprake van hogere tarieven voor medisch kindzorg en veel lagere tarieven voor volwassen wijkverpleging. Bovendien heeft de volwassen wijkverpleging minder ervaring met de specifieke aandachtspunten in de zorg van deze jongeren. Ook is Respijtzorg voor palliatieve jongeren (met name met normaal IQ) nauwelijks aanwezig.” Gemeenten hebben nagenoeg geen aanbod ingekocht voor kinderen met een somatische aandoening en een palliatieve zorgvraag. Deze ouders kunnen vaak niet anders dan zorg vanuit pgb optuigen. Daarbij voeren veel gemeenten een actief ontmoedigingsbeleid wanneer ouders zichzelf willen inzetten om zorg middels pgb te leveren, ondanks dat het niet is toegestaan om zonder gedegen onderzoek pgb aan ouders te weigeren. |