Hospice
- Snel naar:
- Over NPPZ II
- Strategische thema's
- Contact
Inhoud
3.1 Vrijwilligers
3.2 Verpleging en verzorging (HCH en BTH)
3.3 Arts
3.4 Medisch specialistische zorg
3.5 Geestelijke verzorging
3.6 Verblijfskosten
3.7 Respijtzorg
3.8 Opname in een hospice vanuit ‘zorg thuis’ met een WLZ-indicatie
3.9 Afleggen en opbaren
3.10 Knelpunten
3.11 Opgeloste knelpunten
.jpg)
De internist uit het team Palliatieve zorg spreekt met Olivia en Guus over de situatie van Olivia en informeert hen, vanwege zorg over heropnames, over andere opties dan thuis sterven. Er is direct plaats in het hospice in de buurt. Voor Olivia is alle expertise in huis. Guus, inmiddels ook fysiek en emotioneel uitgeput, kan hier de zorgtaken uit handen geven. Het gezin krijgt aandacht in relatie tot het verlies- en rouwproces en ze hebben nog een paar bijzondere momenten samen.
Enkele dagen later stelt de arts van het hospice een familiegesprek voor om vanwege het onophoudelijk braken, te starten met palliatieve sedatie. Olivia zakt weg in een vredige slaap. "Ik hou van je, mam", zegt Sara. Guus strijkt over de wang van zijn vrouw. Op een zondagmiddag overlijdt Olivia te midden van haar gezin.
In het hospice wordt zorg verleend aan patiënten in de palliatieve terminale fase en hun naasten. Hospicezorg is multidimensionele zorg geleverd door een multidisciplinair team met als doel optimale kwaliteit van leven, rouw en sterven bereikbaar te maken. Het multidisciplinaire team bestaat uit zorgverleners en vrijwilligers met generalistische en specialistische competenties (ook wel formele respectievelijk informele zorgverleners genoemd). Deze specifieke palliatieve zorg wordt geboden met aandacht voor de fysieke, psychische, sociale en spirituele dimensie en heeft als doel om optimale kwaliteit van leven, rouw en sterven bereikbaar te maken.106
Er kunnen drie typen hospiceorganisaties worden onderscheiden:107
- Bijna Thuis Huis (BTH):Een Bijna Thuis Huis verleent voornamelijk informele zorg door deskundige vrijwilligers. De beroepsmatige zorg wordt verleend door al dan niet een vast team van wijkverpleegkundigen en/of verzorgenden van een organisatie voor wijkverpleging. De medische zorg is in handen van de eigen huisarts/een huisartsengroep uit de regio van het hospice. In sommige BTH’s zijn er ook ’s nachts vrijwilligers aanwezig. De verpleegkundige zorg in een BTH wordt bekostigd via verpleging en verzorging. De patiënt betaalt zelf voor het verblijf.
- High Care Hospice (HCH):
Een High Care Hospice verleent formele zorg door professionele specialistische zorgverleners en informele zorg door deskundige vrijwilligers. Bij een HCH is kenmerkend dat zowel de formele als informele zorg 24 uur per dag wordt geleverd. De medische zorg is meestal in handen van een eigen huisarts/een huisartsengroep uit de regio van het hospice. Soms heeft het hospice een eigen arts voor de medische zorg.
High care hospices zijn regelmatig betrokken bij onderzoek, onderwijs en hun medewerkers fungeren als consulent in de palliatieve zorg.
High care hospices zijn in het bezit van een kwaliteitskeurmerk: PREZO Hospicezorg. HCH wordt bekostigd via het eerstelijns verblijf. - Palliatieve Unit (PU):
De Palliatieve Unit is onderdeel een overkoepelende WTZa-toegelaten zorginstelling, met veelal ook een verpleeghuis. De beroepsmatige zorg wordt verleend door verpleegkundigen en verzorgenden, de medische zorg door een specialist Ouderengeneeskunde. Bij een PU is kenmerkend dat de formele zorg 24 uur per dag wordt geleverd en voor informele zorg er sprake is van een wisselende inzet. Een PU wordt bekostigd via het eerstelijnsverblijf voor patiënten die niet over een WLZ-indicatie beschikken.
Voor kinderen wordt de zorg bekostigd op basis van de beleidsregel Verpleegkundige dagopvang en verblijf bij intensieve kindzorg of de prestatie verpleging en verzorging aan kinderen tot 18 jaar. Uitgebreide toelichting hierop is te vinden in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 4.
Duidelijkheid bekostiging hospices108
De hoofdvormen van bekostiging vanuit de Zvw zijn:
- Via het eerstelijnsverblijf Palliatieve Terminale zorg (artikel 2.12 Besluit zorgverzekering). Hierbij is sprake van een integraal pakket waar zorg en verblijf uit wordt bekostigd. De patiënt betaalt hiervoor het eigen risico.
- Via verpleging en verzorging (artikel 2.10 Besluit zorgverzekering). De patiënt betaalt zelf voor het verblijf in het hospice, wat soms (deels) wordt vergoed uit de aanvullende verzekering of een gemeentelijke bijdrage.
Het uitgangspunt is: alle hospices worden via het eerstelijnsverblijf bekostigd, met een uitzondering voor het BTH, omdat dit type hospiceorganisatie niet via het eerstelijnsverblijf kan declareren aangezien ze geen zorginstelling (willen) zijn. De formele zorg die wordt geleverd binnen een BTH wordt geleverd en gedeclareerd door een externe zorgaanbieder. Zo wordt de wijkverpleging geleverd en gedeclareerd door de zorgaanbieder die deze zorg levert. Dit is niet het BTH zelf.
Vervolgens hebben AHzN en VPTZ Nederland dit onderscheid met Zorgverzekeraars Nederland verder uitgewerkt. Daaruit is gekomen:
- ELV-PTZ tarief: als het hospice één overeenkomst met de gast sluit voor zowel het verblijf als de zorg.
- Wijkverpleging: als de hospicegast een overeenkomst sluit met het hospice voor het verblijf en een overeenkomst sluit met een thuiszorgorganisatie voor de zorg.
Dat hebben ze vervolgens bij al hun leden uitgevraagd. En die lijst (1 of 2 overeenkomsten) is via ZN met alle zorgverzekeraars gedeeld.
Voor de patiënt blijft er voor het verblijf een verschil bestaan in wettelijk eigen risico (bij een HCH en PU) en eigen bijdrage door het hospice (bij een BTH). Het is in ieders belang dat het verschil in kosten vooraf duidelijk is voor de patiënt.
Voor patiënten met een WLZ-indicatie met verblijf kan - indien de indicatie niet toereikend is voor de intensieve 24-uurszorg in de palliatief terminale fase – zonder tussenkomst van het zorgkantoor het zorgprofiel VV10 worden gedeclareerd. Indien de patiënt een WLZ indicatie heeft zonder verblijf, kan PTZ worden gedeclareerd in het hospice. Het hospice moet daarvoor wel een overeenkomst met het zorgkantoor hebben.
Dit hoofdstuk beschrijft de financiering van palliatieve zorg voor zover deze in de setting van een BTH of HCH wordt geleverd. Hospices die onderdeel zijn van een verpleeghuis (Palliatieve Units, PU) worden in het hoofdstuk over het verpleeghuis besproken.
3.1 Vrijwilligers
Alle hospices werken met vrijwilligers. Zij kunnen in aanmerking komen voor een subsidie vanuit de Regeling Palliatieve Terminale Zorg en geestelijke verzorging thuis (Regeling PTZ109). Deze subsidie kan worden gebruikt voor de inzet, de opleiding en de coördinatie van vrijwilligers bij de mensen thuis en in de hospices. 1 I Instellingen die formele zorg leveren die valt onder de Wet langdurige zorg (Wlz) en Zorgverzekeringswet (Zvw), kunnen alleen aanspraak maken op subsidie vanuit de Regeling PTZ, als:
(1) een instelling die de palliatieve terminale zorg verleent door vrijwilligers niet meer dan 20 fte verpleegkundigen, gerekend naar voltijds dienstverband in vaste dienst heeft of
(2) de overkoepelende organisatie van de instelling die palliatieve terminale zorg verleent met inzet van vrijwilligers:
- ten hoogste 20 verpleegkundigen, gerekend naar voltijds dienstverband in vaste dienst heeft of
- meer dan 20 verpleegkundigen gerekend naar voltijds dienstverband in vaste dienst heeft en de instelling die palliatieve terminale zorg door vrijwilligers verleent zelfstandig opereert en ten hoogste 20 verpleegkundigen, gerekend naar voltijds dienstverband in vaste dienst heeft.110
3.2 Verpleging en verzorging (HCH en BTH)
Verpleging en verzorging kan in hospices op verschillende wijzen worden gefinancierd:
Verpleegkundigen & verzorging via organisatie(s) voor wijkverpleging |
In deze hospices (BTH) komt de verpleging en verzorging vanuit een thuiszorgorganisatie(s). Financiering verloopt dan vanuit dezelfde aanspraak als thuis (zie paragraaf 2.1.2). Vanaf 1 januari 2025 wordt daarbij conform de afspraken uit het TO Wijkverpleging specifiek voor bijna-thuis-huizen gewerkt met een dagprijs, één bedrag per gast per etmaal. Contractafspraken met zorgverzekeraars over de tarieven worden met de betreffende thuiszorgorganisatie gemaakt. Ongecontracteerde thuiszorgaanbieders kunnen geen gebruik maken van de dagprijs, en indiceren op uurbasis, zoals in de thuissituatie. |
Eigen personeel in dienst, zonder WTZa-vergunning |
Een hospice zonder WTZa-vergunning, met eigen verpleegkundigen en verzorgenden in dienst, is onderaannemer van een zorgorganisatie mét WTZa-vergunning. Een dergelijk hospice kan niet zelfstandig een contract afsluiten met de zorgverzekeraar (Zvw) of het zorgkantoor (Wlz). De financiering loopt via de hoofdaannemer. Uitgangspunt voor bekostiging is dan zoals hieronder staat beschreven (bij met WTZa-vergunning). |
Eigen personeel in dienst, met WTZa-vergunning |
Een hospice met een WTZa-vergunning kan zelf een contract afsluiten. Het uitgangspunt voor bekostiging is eerstelijnsverblijf PTZ. In geval van kinderen is de prestatie Verblijf intensieve kindzorg van toepassing.111 Voor patiënten met een Wlz-indicatie kunnen zij contracten afsluiten met het zorgkantoor. Zie voor verdere toelichting hierop paragraaf 4.2. |
3.3 Arts
De inzet van een arts in een hospice gebeurt op verschillende manieren. Als een patiënt in een BTH of HCH in de buurt van de eigen huisarts terecht kan, kan deze huisarts de zorg blijven verlenen. Daarnaast werken hospices vaak met een huisarts(engroep) in de buurt samen. De huisarts declareert de zorg die hij levert dan zoals in de thuissituatie (zie paragraaf 2.1.1 en paragraaf 2.2.1).
Het komt ook voor dat een specialist Ouderengeneeskunde wordt ingezet in een hospice. Als de zorg in een BTH, zonder dat de patiënt een WLZ-indicatie heeft, wordt geleverd zoals thuis, kan de inzet va de specialisten ouderengeneeskunde verlopen via de prestatie Zorg zoals specialisten Ouderengeneeskunde bieden in het kader van de geneeskundige zorg voor specifieke patiëntgroepen.112 Zie voor nadere toelichting hierop de tabel in paragraaf 2.2.1. Als de zorg wordt vergoed op basis van het eerstelijnsverblijf, zoals bij HCH’s en PU, zit de inzet van de specialist Ouderengeneeskunde al in het tarief. Zie voor nadere toelichting hierop de tabel in paragraaf 4.2. Indien de patiënt een WLZ-indicatie heeft, kan het vanuit het MPT, bij VPT is het onderdeel van het tarief.
Er zijn ook hospices (HCH of PU) die voor de medische zorg van hun patiënten een in palliatieve zorg gespecialiseerde arts/kaderarts Palliatieve Zorg in dienst hebben. De zorg geleverd door de specialist ouderengeneeskunde maakt onderdeel uit van de integrale prestaties voor eerstelijnsverblijf. De geneeskundige zorg (inclusief diagnostiek) geleverd door de huisarts zit niet in het tarief inbegrepen en wordt via de prestaties van de huisartsenzorg gedeclareerd. Voor vergoeding hiervan kan – indien het geneeskundige zorg betreft - mogelijk een contract worden afgesloten met de zorgverzekeraar. Het hospice of de arts kan in dat geval afspraken maken met de zorgverzekeraar, bijvoorbeeld op basis van de prestatie Intensieve zorg, die anders door de eigen huisarts van de patiënt zou zijn gedeclareerd. Voor de kosten van de inzet van de kaderarts Palliatieve Zorg voor bijvoorbeeld een MDO is het hospice zelf verantwoordelijk.
3.4 Medisch specialistische zorg
Medisch specialistische zorg die in plaats van in het ziekenhuis in de thuissituatie kan worden geleverd (bijvoorbeeld met behulp van e-health), kan worden gedeclareerd via de prestatie 'Klinische zorgdag in de thuissituatie, inclusief eventuele verpleging door het ziekenhuis' (190228).113 Het ziekenhuis kan deze zorgactiviteit ook declareren voor medisch specialistische zorg die wordt geboden in het hospice. De klinische zorgdag in de thuissituatie mag naast de prestaties van het eerstelijnsverblijf worden gedeclareerd. Wel zit er mogelijk overlap tussen de verschillende integrale prestaties, zoals verpleging en verzorging. De declaraties kunnen naast elkaar bestaan, maar hier moeten dan wel aparte afspraken over worden gemaakt tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars.
Daarnaast is het voor het openen van een zorgtraject door de medisch specialist niet nodig dat hij de patiënt fysiek ontmoet bij aanvang van een nieuw zorgtraject. In plaats daarvan kan hij bijvoorbeeld ook een Screen-to-screenconsult ter vervanging van een Eerste polikliniekbezoek (190165 en 190166) registreren.114 Voor aanvullende informatie wordt verwezen naar hoofdstuk 2.3.
3.5 Geestelijke verzorging
Geestelijke verzorging is een essentieel onderdeel van palliatieve zorg. Door middel van de Regeling Palliatieve terminale zorg en geestelijke verzorging thuis115 is de inzet van geestelijk verzorgers in de ambulante eerstelijn mogelijk gemaakt. BTH’s kunnen hier onder voorwaarden gebruik van maken.
Het Zorginstituut is van mening dat geestelijke verzorging bij het eerstelijnsverblijf een voorziening betreft. De Wkggz zegt het volgende in artikel 6:
Artikel 6
De zorgaanbieder die zorg verleent welke verblijf van de cliënt in een accommodatie gedurende het etmaal met zich brengt, draagt er zorg voor dat geestelijke verzorging beschikbaar is, die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de cliënt.
Een zorgaanbieder die verblijf levert zal dus ook geestelijke verzorging moeten bieden, wat onderdeel is van het tarief ELV. Nu de Wkggz dit zo stelt ziet het zorginstituut ‘geestelijke verzorging’ als voorziening die als onderdeel van het verblijf geleverd wordt, overeenkomstig andere, meer praktische, voorzieningen die inherent zijn aan het verblijf, zoals bad, bed en brood.
Hierdoor kunnen Palliatieve Units (PU) en HCH geen gebruik maken van de landelijke subsidieregeling. Ze moeten wel geestelijke verzorging bieden.
3.6 Verblijfskosten
Voor verblijfskosten van de patiënt vragen hospices een eigen (dag)bijdrage. Dit mag wettelijk alleen bij een hospice bekostigd op basis van wijkverpleging, dus een BTH. Van de eigen bijdrage worden onder meer de verblijfskosten, het verzorgen van maaltijden en wassen van beddengoed betaald. Bij de bekostiging op basis van eerstelijnsverblijf (HCH en PU) maken deze kosten onderdeel uit van het tarief. Wel kan een bijdrage worden gevraagd voor ‘extra’s die te maken hebben met het verblijf’, zoals de persoonlijke was, complementaire zorg, Netflix-aansluiting e.d. Die wordt soms vergoed uit de aanvullende verzekering.
In meerdere aanvullende zorgverzekeringen wordt deze eigen bijdrage (deels) vergoed. Indien een patiënt de eigen bijdrage niet kan betalen, wordt deze soms vergoed door de Vriendenstichting of kwijtgescholden door het hospice. Er zijn echter ook gemeenten die dit vergoeden vanuit de bijzondere bijstand, als onderdeel van de Participatiewet.116
Vanuit de Wmo kan een patiënt ondersteuning bij zelfredzaamheid, zoals bijvoorbeeld huishoudelijke hulp, ontvangen. Het bijna-thuis-huis kan voor de vergoeding van deze zorg een contract afsluiten met de gemeenten waarin hun patiënten wonen. Gemeenten hebben beleidsvrijheid om de uitvoering via verordeningen zelf vorm te geven. Hierdoor verschilt de uitvoering van de Wmo per gemeente.
3.7 Respijtzorg
Er is een beperkt aantal hospices die voor een bepaalde periode respijtzorg aanbieden voor volwassenen.117
Voor kinderen zijn twee typen respijtzorg te onderscheiden:
- Verpleegkundig kinderdagverblijf118
Een dagverblijf voor kinderen van 0-4 jaar met (complex) medische problematiek en kinderen met een somatisch gerelateerde beperking. Er is begeleiding in de vorm van verpleegkundige en pedagogische zorg en ontwikkelingsactiviteiten. Het verblijf is op basis van een dagprogramma, waardoor ouders kunnen blijven werken en ontspannen. - Verpleegkundig kinderzorghuis119
Ook wel kinderhospice genoemd. Er is 24 uur per dag, 7 dagen per week verpleging en verzorging en ook pedagogische zorg voor zieke kinderen/jongeren van 0 tot en met 18 jaar, vaak met complexe zorgvragen. Zo nodig wordt samengewerkt met een kinderarts, arts Verstandelijk gehandicapten of huisarts. De zorg is aanvullend dan wel ter tijdelijke ontlasting van het gezin, waarbij de regie over de zorg bij de ouders en andere mantelzorgers blijft. Zorg in een verpleegkundig kinderzorghuis kan worden geboden in combinatie met een verpleegkundig kinderdagverblijf en/of kinderthuiszorg.
Professionele palliatieve respijtzorg inclusief verblijfsfuncties kan worden vergoed door de gemeente, het zorgkantoor of de zorgverzekeraar. Welke instantie de respijtzorg vergoedt, is afhankelijk van de specifieke situatie:
- Gemeente: als de zorgvrager zelf Wmo-ondersteuning krijgt, kan respijtzorg worden vergoed vanuit de Wmo. Respijtzorg voor kinderen met een palliatieve zorg behoefte kan worden vergoed vanuit de Jeugdwet, als hun zorgvraag niet geneeskundig van aard is147. Vraag de betreffende gemeente naar de mogelijkheden.
- Zorgkantoor: als de zorgvrager zelf zorg krijgt vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz).
Zorgverzekeraar: sommige zorgverzekeraars vergoeden respijtzorg geheel of gedeeltelijk vanuit de aanvullende verzekering. De zorgverzekeraar vergoedt de prestatie Verpleegkundige dagopvang intensieve kindzorg voor het bezoeken van een verpleegkundig kinderdagverblijf120 en Verblijf intensieve kindzorg voor verblijf in een verpleegkundig kinderzorghuis.121
3.8 Opname in een hospice vanuit ‘zorg thuis’ met een WLZ-indicatie
Als een cliënt in het kader van een beperking of een stoornis een wlz-indicatie heeft (bijvoorbeeld verstandelijk gehandicapt, ggz of dementie), maar wel thuis woont (zelfstandig of in een geclusterde woonvorm) kan er aanleiding zijn hem of haar in een hospice op te nemen. Dan gelden de volgende regels:
Voor Bijna-Thuis-Huizen:
- Patiënt heeft een persoonsgebonden budget (PGB): De patiënt kan opgenomen worden in BTH. De kosten voor verpleging en verzorging kunnen in rekening worden gebracht via het PGB. Er kan een extra toeslag worden aangevraagd voor palliatieve terminale zorg (PTZ). De begeleiding die samenhangt met de beperking/stoornis kan door de oorspronkelijke aanbieder/persoon worden blijven geleverd. Het BTH vraagt een eigen bijdrage voor verblijf, zoals hiervoor beschreven.
- Patiënt heeft een modulair pakket thuis (MPT): De thuiszorgorganisatie die de V&V in het hospice verzorgt, kan de geleverde verpleging en verzorging bij het zorgkantoor in rekening brengen. Er kan een extra toeslag worden aangevraagd voor palliatieve terminale zorg (PTZ). De coördinator zorg thuis (CZT) zorgt dat de toewijzing wordt aangepast. De begeleiding die samenhangt met de beperking/stoornis kan door de oorspronkelijke zorgaanbieder (bijv de VG- of GGZ-organisatie) worden blijven geleverd, indien noodzakelijk. Het BTH vraagt een eigen bijdrage voor verblijf, zoals hiervoor beschreven.
- Patiënt heeft volledig pakket thuis (VPT): alle zorg moet dan worden geleverd door 1 zorgaanbieder. Verpleging & verzorging enerzijds en begeleiding anderzijds kunnen niet door 2 aanbieders worden geleverd en gedeclareerd. Als beide aanbieders wel willen (blijven) leveren dient de leveringsvorm te worden omgezet naar MPT zodat verschillende zorgaanbieders apart V&V en begeleiding kunnen leveren en declareren. Het maken van onderlinge afspraken daarover kost vaak wel tijd.
In het volledige pakket thuis wordt ook betaald voor eten & drinken en voor huishoudelijke hulp. Het gevolg is dat:
- Meerdere gemeenten geen bijdrage aan de huishoudelijke hulp hoeven te betalen voor gasten met een VPT in het hospice. Dit hangt af van de afspraken die het BTH heeft met de gemeente rondom de huishoudelijk hulp: of het nodig is om het aantal gasten aan te leveren of dat het een lumpsum-bedrag is.
- Niet alle aanvullende verzekeringen zijn bereid de eigen bijdrage voor verblijf te vergoeden, omdat er (in hun ogen) geen indicatie is voor verblijf.
- De hospicegast betaalt al een eigen bijdrage voor het VPT, en zal dus ook niet graag zelf de eigen bijdrage voor het verblijf betalen.
Het bijna-thuis-huis kan hierbij een afspraak maken met de thuiszorgorganisatie dat ze een gedeelte van de inkomsten uit het VPT betalen aan het hospice, voor de huishoudelijke hulp. Als dit onwenselijk is, kan de indicatie worden omgezet naar MPT.
Voor High Care Hospices/Palliatieve Unit:
Het HCH moet een contract hebben met het zorgkantoor voor het leveren van Wlz-zorg. Een Palliatieve Unit heeft dat normaal gesproken al.
Een verzekerde die Wlz-zorg thuis krijgt, kan tijdelijk worden opgenomen in een Wlz-instelling als zorg thuis niet meer mogelijk is (thuis kan een zelfstandige wooneenheid of een geclusterde woonvorm zijn). De leveringsvorm voor Wlz-zorg moet dan worden gewijzigd in verblijf. De instelling moet een overeenkomst hebben met het zorgkantoor voor Wlz-verblijf. Als een instelling alleen een overeenkomst heeft met een zorgverzekeraar voor eerstelijnsverblijf vanuit de Zvw, dan kan deze Wlz-cliënt daar alleen worden opgenomen op basis van een PGB of via onderaannemerschap onder een zorgaanbieder met een WLZ contract. Er is een hoger tarief mogelijk in de terminale fase (VV10).
3.9 Afleggen en opbaren
Verlenen van de laatste zorg (afleggen) en opbaren is geen verzekerde zorg. Deze kosten komen voor rekening van de patiënt die zich daarvoor kan verzekeren.122
In het hospice kan gekozen worden of de laatste zorg door een zorgverlener of door een uitvaartondernemer wordt uitgevoerd. In het hospices worden vaak de naasten ook gevraagd of zij hier een bijdrage willen leveren. Als nabestaanden opdracht of toestemming geven aan een instelling voor afleggen en opbaren, dan kan de instelling dit aan nabestaanden of, indien dat wordt gedekt door de polisvoorwaarden, aan de uitvaartverzekeraar in rekening brengen.123 Dit geldt ook voor opbaren in de kamer.
3.10 Knelpunten hospice
Dit hoofdstuk geeft zicht op de zorg die niet of nog niet kan worden gedeclareerd. Hiermee borduurt dit hoofdstuk voort op het hoofdstuk ‘Knelpuntenanalyse’ uit voorgaande versies van de Handreiking. Dat hoofdstuk is voortaan opgedeeld in een hoofdstuk 6 ‘Knelpunten’ en hoofdstuk 7 ‘Opgeloste knelpunten’. De nieuwe Handreiking geeft de actuele stand van zaken weer per 2025.
Knelpunten 2017 |
Stand van zaken 2025 |
Onderaannemerschap Hospices zonder WTZa-toelating met eigen personeel zijn veelal onderaannemer bij een organisatie die contracten kan afsluiten met de zorgverzekeraar of het zorgkantoor.176 De thuiszorgorganisatie en zorgverzekeraar maken afspraken over de omvang en de tarieven van de totale zorg die de thuiszorgorganisatie levert. Het hospice heeft zelf geen directe invloed op de afspraken die worden gemaakt over de gespecialiseerde zorg die zij leveren. |
Aandacht voor contractering hospicezorg De NZa geeft aan dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders regionaal in de contractering of landelijk via de branchepartijen kunnen kijken hoe specifieke aandacht kan worden gegeven aan de hospicezorg in de contractering. Ook kan er worden geïnventariseerd of directe contractering mogelijk is.177 |
Wmo De Wmo (huishoudelijke hulp) biedt gemeenten veel vrijheid in de uitvoering van de wet. BTH kunnen met de gemeenten in hun regio inventariseren of er binnen het lokaal beleid passende financiering mogelijk is. Sommige gemeenten dragen wel bij, anderen helemaal niet. Dit leidt tot regionale verschillen en kan gevolgen hebben voor de exploitatie van een hospice. Bijdragen vanuit de WMO voor de inzet van vrijwilligers zijn mogelijk voor alle hospicetypes. Met de komst van het ‘ravijnjaar 2026’ heroverwegen daarnaast veel gemeenten hun bijdrage aan hospicezorg. Dan belanden gemeenten namelijk tussen het oude financiële systeem, dat in 2025 afloopt, en het nieuwe dat per 2027 van kracht wordt. Zij lopen hier gezamenlijk ruim 3 miljard euro door mis, waardoor hun begrotingen onder grote druk komen te staan. Hierdoor blijft dit, ondanks deze ruimte, in de praktijk een knelpunt voor hospices. |
Afspraken op maat Hiervoor is geen oplossing. |
Bekostiging respijtzorg, probleemanalyse en crisisinterventie Bekostiging van respijtzorg, probleemanalyse (tijdelijke opname tbv onderzoek) en crisisinterventie wanneer de prognose nog langer is dan drie maanden, is ontoereikend en onduidelijk. |
|
Coördinatie en opleiding van vrijwilligers De VWS-subsidie voor o.a. coördinatie en opleiding van vrijwilligers is landelijk gemaximeerd en groeit niet meer met een groeiende vraag naar vrijwilligers. Door een groei van het aantal cliënten, daalt het bedrag per cliënt. De hoogte van de subsidie voor een hospice is afhankelijk van de werkzaamheden in eerdere jaren. In regio’s waar dit nieuw wordt neergezet of de vraag sterk groeit, wordt de vergoeding t.b.v. coördinatie en opleiding als niet toereikend ervaren. |
De subsidie loopt eind 2026 af. Vooral de hoogte, maar ook de spelregels voor de verdeling van de subsidie staan op de agenda van de koepels en bij Stichting PZNL (en VWS). |
3.11 Opgeloste knelpunten
Dit hoofdstuk geeft het overzicht van knelpunten voor het declareren van palliatieve zorg die in de afgelopen jaren zijn opgelost.
Knelpunten hospicezorg 2017 |
Stand van zaken 2025 |
Vergoeding (dag)bijdrage hospice Zorgverzekeraars vergoeden de eigen (dag)bijdrage op verschillende wijzen, en alleen als patiënten aanvullend verzekerd zijn. Sommigen gemeentes vergoeden ook deze eigen bijdrage. Dat verschilt echter per gemeente. Deze vorm van zorg is daarmee niet gelijk toegankelijk voor iedereen. Bij HCH mag vanaf 2025 geen eigen bijdrage meer in rekening worden gebracht, bij BTH wel. Het is mogelijk dat dit leidt tot een verschuiving van aanmeldingen van BTH naar HCH/PU. |
Maatschappelijke verantwoordelijkheid Hospices nemen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid waarmee de eigen bijdrage wordt kwijtgescholden als mensen deze niet kunnen betalen (en dat dit dan wordt betaald door particuliere donaties aan het hospice). |