Persoonlijke balans
Persoonlijke balans werd bij de totstandkoming van het Kwaliteitskader palliatieve zorg Nederland als een belangrijk thema benoemd en is dan ook opgenomen in het domein Kernwaarden en principes. Naast ‘persoonlijke balans’ wordt er ook vaak gesproken over ‘evenwichtige zorgverlener’.
Om als zorgverlener of vrijwilliger goede zorg te kunnen blijven leveren, is bewustwording van de emotionele impact die het leveren van palliatieve zorg kan hebben erg belangrijk.
Hoe ga ik om met de emotionele impact op mezelf of op collega’s?
Door te reflecteren op eigen houding en handelen, en oog te hebben voor persoonlijke balans, kunnen zorgverleners zich bewust worden van de emotionele impact die het leveren van palliatieve zorg kan hebben. Draag daarin zorg voor jezelf en voor collega's.
Hieronder staan diverse hulpmiddelen, onderwijs en onderzoek die hierbij kunnen ondersteunen.
Hulpmiddelen voor zorgverleners en organisaties
Het is aan de zorgverlener zelf om in te schatten of het hulpmiddel passend is voor de situatie waarvoor hij/zij het wil gebruiken.
Onderwijs over persoonlijke balans
Bij het zelf geven van onderwijs over persoonelijke balans biedt het onderwijsplatform diverse onderwijsmaterialen. In de opleidingscatalogus staan diverse opleidingen voor persoonlijke balans.
Onderzoek naar persoonlijke balans
- Kennissyntheses De evenwichtige zorgverlener in de palliatieve fase (Metselaar e.a, 2021) geeft inzicht in wat er al bekend is over de vraag waarom zorgverleners uit evenwicht raken, in het bijzonder in Nederland en wat hen kan ondersteunen in het herstel, behoud en versterken van hun evenwicht en welke kennis en interventies ontbreken. Ook staan er aanbevelingen voor onderzoek, praktijk en onderwijs.
- Cross-sectionele studie:Voorkomen van burn-out bij zorgprofessionals in palliatieve zorg (Dijxhoorn e.a., 2021). Bijna alle zorgprofessionals in de palliatieve zorg ondernemen verschillende activiteiten om in balans te blijven. Toch geeft ongeveer een kwart aan dat dit onvoldoende is. Dit blijkt uit de cross-sectionele studie van Anne-Floor Dijxhoorn (IKNL) en collega’s.