Interview met Rinie Huitema: 'Een patiënt heeft het recht om ‘nee’ te zeggen tegen onze openheid.' (Pallium-interview)
- Datum publicatie 19 oktober 2023
- Auteur Rob Bruntink
Rinie Huitema is verpleegkundig pijnconsulent en palliatief consulent bij de Treant Zorggroep in Drenthe/Zuidoost-Groningen. Haar werklocatie – het ziekenhuis Scheper in Emmen – ligt nabij het aanmeldcentrum voor asielzoekers in Ter Apel. Zij spreekt regelmatig met asielzoekers die ongeneeslijk ziek zijn.
Onlangs rondde je je opleiding af bij de post-HBO-opleiding palliatieve zorg van de Hogeschool Utrecht. Je werkstuk ging over communicatie en psychosociale zorg. Je ontmoetingen met asielzoekers stonden daarin centraal.
'Ja, dat is een bijzondere doelgroep in het geheel van patiënten en naasten die ik in mijn werk ontmoet. In Ter Apel staat het grootste asielzoekerscentrum van Nederland. Daar kunnen zo’n 2.000 mensen verblijven, in afwachting van een besluit over de asielaanvraag. Ons ziekenhuis ligt zo’n 20 kilometer verderop. Natuurlijk is er in het asielzoekerscentrum medische zorg beschikbaar, maar als het om mensen met een ongeneeslijke ziekte gaat, is het Scheper ziekenhuis de meest voor de hand liggende locatie voor behandeling. En dus ook voor poli-bezoek en/of opname.
Een paar keer per jaar heb ik contact met een asielzoeker die ongeneeslijk ziek is. Ook los van die ongeneeslijke status van de ziekte, is communicatie een ingewikkelde aangelegenheid. Het leek me waardevol om voor mijn opleiding te bekijken welke oplossingen er zijn om de communicatie zo goed mogelijk te laten verlopen. In feite heb je maar drie opties: je gebruikt een vertaalapp als Google Translate, je schakelt een tolkentelefoon in of je gebruikt de zogeheten Vasco Translator. Daarmee weten we ons, al met al, aardig te redden.'
Wanneer gebruik je de ene optie, wanneer de andere?
'Er zijn veel vertaalapps zoals Google Translate. Die werken perfect als het om simpele zinnetjes gaat die je over en weer wilt uitspreken. Dingen als ‘goedemorgen’ of ‘u moet zich daar bij de poli melden’. Zodra je informatie wilt delen over een behandeling, schieten die apps al snel tekort. Dan zul je toch moeten overstappen naar een tolk of de Vasco. Slechtnieuwsgesprekken bijvoorbeeld, doen we altijd met een tolk erbij.'
Vertel eens iets over die vertaalcomputer, die Vasco.
'Diverse afdelingen in ons ziekenhuis werken er inmiddels mee, zoals de kraamafdeling, de spoedeisende hulp en de OK. Het is een mooi handzaam apparaatje, ik ben er erg blij mee. Er zitten meer dan 70 talen en dialecten in. Het werkt heel eenvoudig. Je spreekt in het Nederlands in wat je wilt zeggen, je drukt op een knop en het komt eruit in de taal die je hebt ingesteld. De nauwkeurigheid is erg goed. Hoe simpeler je eigen taalgebruik, hoe beter de vertaling. Uiteraard moet je er niet teveel jargon of Latijn in verwerken. Dat kan invloed hebben op de vertaling. Dus: je moet ‘darmkanker’ zeggen, en geen ‘coloncarcinoom’. Maar voor de rest werkt het perfect.'
Welke communicatieproblemen ervaar je vooral?
'Dat kunnen verschillende problemen zijn. Vaak ontbreekt volledige informatie over een ziekte. Mensen nemen uiteraard hun medische dossier niet onder de armen mee als ze gaan vluchten. Dus je weet vaak niet hoe lang iemand al ziek is. Of je weet niet wat ze al met de Medische Dienst in het asielzoekerscentrum hebben gedeeld. Het kost veel tijd en energie, van beide kanten, om het verhaal compleet te krijgen.
Daarnaast heb je de ‘alledaagse’ communicatieproblemen. Daarmee doel ik op alle problemen die je kunt tegenkomen als je voor iemand zorgt die niet dezelfde taal spreekt als jijzelf. Daar rollen ook culturele problemen uit. Specifiek rondom mensen die ongeneeslijk ziek zijn, hebben we bijvoorbeeld regelmatig te maken met het dilemma: hoeveel kun je tegen een patiënt zeggen over zijn situatie?
Wij zijn in Nederland natuurlijk gewend om heel open over diagnoses en prognoses te zijn, óók als het over een zeer beperkte levensverwachting gaat, maar daar denkt men in de rest van de wereld nogal anders over. Het is dus vaak zoeken naar wat je wel of niet zegt, en vooral hóe je iets zegt. Ik spar daar af en toe over met Mustafa Bulut, een islamitisch geestelijk verzorger. Hij helpt mij dan de woorden te vinden die bij de patiënt passen.
Soms is er dan het advies om níet te zeggen dat je iemand wil gaan sederen, maar dat je de onrust gaat bestrijden. Dan doe je nog steeds hetzelfde, maar je past je aan aan de patiënt en zijn naasten, voor wie sedatie in dit geval ‘not done’ was. Dat schuurt misschien langs je eigen beroepsethiek heen, maar aan de andere kant denk ik: een patiënt heeft het recht om ‘nee’ te zeggen tegen onze openheid.
Soms voelt het alsof je je boodschap net iets moet verfraaien. Je bent misschien gewend om rondom een prognose tegen een patiënt te zeggen: ‘Je bent ernstig ziek, en je zult er dood aan gaan.’ Dat vinden wij in Nederland normale openheid. Je kunt niet altijd zo recht door zee zijn, dat ervaren patiënten en naasten soms als onmenselijk. En je wilt niet onmenselijk zijn, toch? Dus dan bedenk je een soort omweg. Je verpakt je boodschap. Cadeaupapier eromheen, strikje erbij. En je zegt: ‘Je bent heel erg ziek, maar er zijn allemaal mensen om je heen die veel van je houden, en we zullen goed voor je blijven zorgen.’ Dan komt de boodschap net zo goed aan, alleen heb je er geen woorden voor hoeven gebruiken die als hard ervaren worden.
Een bijzonder cultureel verschil ervoer ik onlangs met een Nigeriaanse vrouw. Zij was zwanger, en overleed aan de gevolgen van het HELLP-syndroom. De stervensfase werd op afstand sterk beïnvloed door de Nigeriaanse profeet Jeremiah Omoto Fufeyin, oprichter van het Christ Mercyland Deliverance Ministry. Nog tot zes uur na haar overlijden deden landgenoten van haar aan gebedsgenezing, zowel op afstand als bij haar op de kamer. Dan kun je denken: ‘Dat heeft geen nut, hou er mee op’. Maar voor hen hoorde dat er gewoon bij. Je kunt daar als individu van alles van vinden, maar op zulke momenten moet je een stapje terug kunnen zetten. Het gaat namelijk niet om jou. Het gaat om die vrouw, die familie, die landgenoten.'
Je staat dus regelmatig voor morele dilemma’s.
'Dat komt vaak voor inderdaad. Enige tijd geleden hadden we een echtgenoot van een Syrische vrouw op de afdeling die alleen met een dokter wilde spreken. Dat was hij zo gewend. Van verpleegkundigen nam ze niets aan. Dus toen heeft de medisch-specialist mij niet als palliatief consulent aan haar voorgesteld, maar als dokter. Alleen door dat te doen, kon ik haar uitleg geven over de symptoombehandeling die noodzakelijk was. Tja, dan lieg je dus. Mag dat? Het liefst doe je dat natuurlijk niet, maar soms moet je hiervoor kiezen.'
Dit artikel is geschreven door de voormalige hoofdredacteur van Pallium, Rob Bruntink, tegenwoordig communicatieadviseur bij PZNL.
Bekijk hier alle Pallium-interviews.