Download hele richtlijn

Oefentherapie

Uitgangsvraag

Wat is het effect van oefentherapie op pijn bij patiënten met kanker?

Methode: evidence-based

Aanbeveling

  • Oefentherapie wordt niet aanbevolen ter behandeling van pijn bij patiënten met kanker (2C).

Inleiding

Oefentherapie is het teweegbrengen van spiercontracties en bewegingen van het lichaam, om zo het functioneren van een persoon te verbeteren zodat deze de activiteiten van het dagelijkse leven kan (blijven) uitvoeren. Oefentherapie bestaat uit gerichte mobiliserende, stabiliserende, spierversterkende oefeningen en oefeningen en advies gericht op houdingscorrectie en het verbeteren van bewegingsgewoonten. Oefentherapie kan onder andere tot doel hebben om pijn te verlichten en wordt gegeven door oefentherapeuten Cesar en Mensendieck en door fysiotherapeuten.

Deze module is een evidence-based update van de module van de NVA-richtlijn van 2008. In 2008 kwam de werkgroep tot de volgende aanbeveling:

  • De werkgroep is van mening dat toepassen van oefentherapie kan worden overwogen bij de behandeling van pijn bij patiënten met kanker.

Literatuur

Beschrijving van de studies

Tot 2007
Er zijn geen studies gevonden die het effect van oefentherapie bij pijn bij patiënten met kanker onderzocht hebben. Wel werden in een onderzoek van matige kwaliteit beperkte aanwijzingen gevonden dat eenvoudige zelfhulp rekoefeningen een pijnmedicatie sparend effect hebben bij patiënten die geopereerd zijn als gevolg van schildklierkanker [Takamura 2005].

2007-2016
Er zijn zes gerandomiseerde studies gevonden die het effect evalueerden van oefentherapie op pijn bij patiënten met kanker.
In de studies van Cheville [2013] en Cornie [2013] worden bij 66 resp. 20 patiënten met stadium IV long- of colorectaal carcinoom resp. ossaal gemetastaseerd prostaatcarcinoom oefentherapie (gedurende 8 weken bij Cornie en 12 weken bij Cormie) vergeleken met een controlegroep die géén behandeling kregen.
In de studie van Henke [2014] wordt bij 44 patiënten oefentherapie met conventionele fysiotherapie vergeleken. In de studie van Jensen [2014] wordt bij 26 patiënten oefentherapie met ‘aerobic exercise training’ vergeleken. In de studie van Litterini [2013] wordt oefentherapie met cardiovasculaire training vergeleken. In de studie van Rief [2014] wordt oefentherapie met fysiotherapie vergeleken.

Kwaliteit van bewijs 

Alle studies hebben een hoog of onduidelijk risico op bias. De studies van Cheville [2013], Cormie [2013] en Litterini [2013] hebben een hoog risico op bias omdat zowel de patiënten als de zorgverleners niet geblindeerd waren voor de groepering van de patiënten. De studie van Henke [2014], Jensen [2014] en Rief [2014] hebben en onzeker risico op bias, omdat methodologische details met betrekking tot randomisatie, allocation concealment, blindering, het analyseren van missende waarden (incomplete outcome reporting) of het selectief rapporteren van uitkomstmaten (selective outcome reporting) niet duidelijk staan beschreven in de desbetreffende artikelen.

Oefentherapie versus usual care 

In de studies van Cheville [2013] en Cormie [2013] wordt het effect op pijn bij oefentherapie vergeleken met usual care. Beide studies rapporteren de uitkomstmaat pijn echter op een verschillende manier waardoor een meta-analyse niet mogelijk is.
In de studie van Cheville [2013] bedraagt het verschil in pijnscore (op een schaal van 0 tot 10) tussen baseline en de follow-up (8 weken) voor oefentherapie -0,62 (SD: 2,59) en voor controle -0,50 (SD: 2,01). Dit is statistisch niet significant verschillend tussen beiden groepen (p=0,87).
In de studie van Cormie [2013] is géén statistisch significant (p=0,26) verschil in de score van de FACT-Bone Pain vragenlijst tussen de oefentherapie-arm (50,7, SD: 4,5) en de controle-arm (52,3, SD: 5,5) gevonden (2). Bij de studie van Cormie [2013] is ook géén statistisch significant (p=0,6) in de VAS voor pijn tussen de oefentherapie-arm (0,9, SD: 1,2) en controle-arm (0,8, SD: 1,6) gevonden.

Oefentherapie versus conventionele fysiotherapie of aerobic oefengroep 

In de studies van Henke [2014], Jensen [2014], Litterini [2013] en Rief [2014] wordt het effect op pijn bij oefentherapie vergeleken met conventionele fysiotherapie, cardiovasculaire training of aerobic oefengroep. De studies rapporteren de uitkomstmaat pijn op een heterogene manier waardoor een meta-analyse van de vier studies niet mogelijk is.
In de studies van Henke [2014] en Jensen [2014] wordt pijn met de EORTC QLQ C-30 gemeten. De resultaten van deze studies zijn in een meta-analyse gecombineerd, wat resulteert in een gemiddeld verschil van -13.53 (95%-CI: -30,7 tot 3,6). Dit is statistisch niet significant.
De studies van Litterini [2013] en Rief [2014] hebben pijn met behulp van een VAS 100-mm schaal gerapporteerd. De resultaten van deze studies zijn in een meta-analyse gecombineerd, wat resulteert in een gemiddeld verschil van 0,87 (95%-CI: -7,82 tot 9,57). Dit is statistisch niet significant.

  • Er is bewijs van lage kwaliteit dat er geen verschil is in pijn tussen oefentherapie vergeleken met usual care bij patiënten met pijn en kanker (laag GRADE).
    [Cheville 2013, Cormie 2013]
  • Er is bewijs van lage tot zeer lage kwaliteit dat er geen verschil is in pijn tussen oefentherapie vergeleken met fysiotherapie, cardiovasculaire training of aerobic oefengroep bij patiënten met pijn en kanker (laag GRADE).
    [Henke 2014, Jensen 2014, Litterini 2013, Rief 2014]

2008

Hoewel wetenschappelijk bewijs ontbreekt, is de werkgroep van mening dat oefentherapie bij kan dragen aan herstel (waaronder pijnvermindering) na operatie of bestraling. Tevens kan oefentherapie bijdragen aan de het in stand houden en verbeteren van fysiek functioneren en algehele belastbaarheid van de patiënt, en bijdragen aan het fysiek welbevinden van de patiënt. Bij oefenen bij incidentiepijn is het te overwegen vooraf de pijnmedicatie aan te passen. Over de aard van de toe te passen oefentherapie kan geen uitspraak worden gedaan.

2019

Gelet op de negatieve bevindingen van alle studies is er geen reden om oefentherapie aan te bevelen ter behandeling van pijn bij patiënten met kanker.