Erythromicyne

Erytromycine wordt niet geadviseerd voor de behandeling van misselijkheid of braken bij patiënten in de palliatieve fase, tenzij er sprake is van een gastroparese bij diabetes mellitus of na vagotomie.
 

Inleiding

Erytromycine is een motiline agonist en heeft daardoor een prokinetische werking. Het induceert antrale contracties met een versnelling van de maagontlediging [Annesse 1992]. Dit is aangetoond bij gezonde vrijwilligers maar ook bij gastroparese ten gevolge van diabetes mellitus [Tack 1992, Kendall 1997] of na een vagotomie [Kendall 1997].

Erytromycine wordt als prokineticum meestal intraveneus toegediend, kan ook oraal toegediend worden. Bij langer gebruik dan een aantal weken ontstaat door downregulatie van de motilinereceptor tachyphylaxie. De klinische respons daalt na 4 weken gebruik van oraal erytromycine [Richards 1993]. Erytromycine is onderhevig aan interacties met middelen die gemetaboliseerd worden door CYP3A4. Toediening van erythromycine is verder geassocieerd met de ontwikkeling van gecorrigeerde QT-tijd verlenging.

Literatuurbespreking

Bij het literatuuronderzoek werden 375 publicaties gevonden, waarvan 200 na 1998. Het overgrote deel betreft het gebruik van erytromycine bij patiënten met gastroparese, met name ten gevolge van diabetes mellitus. Bij de studies aangaande gastroparese zijn er geen die specifiek naar maligniteit- geassocieerde gastroparese keken.

Er is één studie bij patiënten met post-operatieve gastroparese [Ramirez 1994]. Verder zijn er 2 retrospectieve case series met vermelding van het gebruik van erythromycine na radiotherapie of beenmergtransplantatie zonder dat het effect gekwantificeerd is [Brand 1998, Eagle 2001]. Er zijn geen studies gevonden in het kader van de behandeling van misselijkheid en/of braken niet gerelateerd aan aangetoonde gastroparese. Hoewel erytromycine een sterker effect op de maagontlediging heeft dan domperidon en metoclopramide, correleert dit niet altijd met symptoomverbetering [Sturm 1999].

Erytromycine is effectief bij diabetische gastroparese en na vagotomie. Indien de misselijkheid of het braken door een van deze twee aandoeningen wordt verklaard, is erytromycine te overwegen. Na ongeveer 4 weken treedt het risico van tachyphylaxie op met dientengevolge mogelijk verminderde effectiviteit.

Over het effect van erytromycine bij patiënten met misselijkheid en braken in de palliatieve fase kan geen uitspraak worden gedaan.
Mening van de werkgroep