Beleid

Als er symptomen optreden van een ileus bij een patiënt met kanker in de palliatieve fase wordt de diagnose ileus gesteld op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek (zie Diagnostiek). In het grootste deel van de gevallen stelt de huisarts de diagnose. Na eventueel overleg met de behandelaar in het ziekenhuis bepaalt de huisarts in overleg met de patiënt en naasten het beleid:

  • De patiënt blijft thuis en wordt symptomatisch behandeld (zie symptomatisch beleid); of
  • Indien de zorg thuis niet mogelijk is, kan ervoor gekozen worden om de patiënt op te nemen in een hospice (of palliatieve unit, bijna thuishuis en dergelijke) voor symptomatische behandeling; of
  • De patiënt wordt ingestuurd naar het ziekenhuis voor verdere diagnostiek en behandeling of alleen voor symptomatische behandeling.
    Het beleid ten aanzien van verdere diagnostiek en behandeling wordt beschreven in een aantal reviews [Dolan 2011, Ferguson 2015, Laval 2014, Ripamonti 2008, Tuca 2012].
    Als de patiënt wordt ingestuurd naar het ziekenhuis wordt aanvullende diagnostiek (CT-scan en eventueel coloscopie) verricht als operatie of stentplaatsing wordt overwogen (zie Diagnostiek).
    In eerste instantie kunnen een aantal interventies worden ingezet:
    • rectaal laxeren of laxeren via een stoma (zie Laxantia);
    • bij braken en/of intentie tot operatie: (tijdelijke) maagheveling met behulp van neusmaagsonde (zie Maaghevel);
    • vermindering van de maagsapproductie met behulp van maagzuurremmers (zie Maagzuurremmers);
    • bestrijding van pijn (zie Opioïden en Scopolaminebutyl);
    • niets per os en parenterale toediening van vocht (zie Voeding en vocht);
    • bij symptomatische ascites: ontlastende punctie (zie richtlijn Ascites).
      Indien de kliniek dit toelaat kan in 48-72 uur worden beoordeeld of er (enig) herstel van darmpassage optreedt. Dit treedt in 30-40% van de gevallen op [Tuca 2012]. In zeldzame gevallen (bijvoorbeeld bij een dreigende perforatie) kan niet worden afgewacht en is een spoedlaparotomie geïndiceerd (zie Operatieve behandeling).
      In deze periode vindt overleg plaats met de patiënt, de hoofdbehandelaar en eventueel de chirurg, de MDL-arts en/of de medisch oncoloog. Het beleid wordt vastgesteld aan de hand van:
    • de wens van de patiënt,
    • zijn of haar lichamelijke toestand en ingeschatte levensverwachting,
    • eventueel verrichte aanvullende diagnostiek,
    • de oorzaak en locatie van de ileus,
    • de klinische symptomatologie en het beloop ervan, en/of
    • de mogelijkheden voor palliatieve systemische therapie.
  • Indien geen herstel van de darmpassage optreedt, zijn er een aantal opties:
    • Stentplaatsing
    • Operatie
    • Palliatieve systemische therapie
    • Symptomatisch beleid
      Bij operatie en palliatieve systemische therapie kan parenterale voeding worden ingezet (zie Voeding en vocht). 
  • Bij het symptomatische beleid kan een aantal van de volgende interventies worden ingezet c.q. gecontinueerd:

Zie voor een overzicht van alle stappen van de diagnostiek en behandeling het stappenplan.