Patiënten in de stervensfase

Uitgangsvraag

Hoe moet pijn worden behandeld bij patiënten met COPD of hartfalen in de stervensfase?

Methode: consensus-based

Aanbevelingen

Bij patiënten met COPD of hartfalen in de stervensfase:

  • Minimaliseer pijn gerelateerd aan beweging door langzaam en behoedzaam te handelen en onnodige bewegingen te vermijden. Wisselligging en dagelijks lichamelijke verzorging vinden alleen plaats als dat wenselijk is; dien 15-30 minuten tevoren preventief medicatie tegen doorbraakpijn toe.
  • Begeleid de naasten van een bewusteloze patiënt in het interpreteren van verschijnselen die kunnen lijken op een uiting van pijn, maar dat niet hoeven te zijn. Dit betreft met name fronsen en kreunen.
  • Maak bij onrust in het sterfbed onderscheid tussen onrust door een terminaal delier (verlaag dosering of roteer opioïd) en onrust door pijn (intensiveer pijnbestrijding).
  • T.a.v. pijnmedicatie:
    • T.a.v. paracetamol en NSAID’s: In principe staken. Rectale toediening is mogelijk, maar meestal niet gewenst.
    • Continueer transdermale toediening van fentanyl of evt. buprenorfine.
    • Zet orale toediening van opioïden om in transdermale toediening van fentanyl of in subcutane of (bij aanwezige toedieningsweg) intraveneuze toediening van opioïden. Continue toediening van morfine heeft niet de voorkeur als er tevoren al een gestoorde nierfunctie (creatinineklaring <50 ml/min) was.
    • Dien doorbraakmedicatie subcutaan of evt. intraveneus toe, of via het mondslijmvlies (alleen snelwerkende fentanylpreparaten).

Er is geen literatuur gevonden over pijnbestrijding in de stervensfase bij patiënten met COPD of hartfalen.

De werkgroep ziet geen reden waarom het beleid bij patiënten met kanker in de stervensfase anders zou zijn dan bij patiënten met COPD of hartfalen in de stervensfase. De aanbevelingen zijn dan ook hetzelfde.