Signalering en diagnostiek
Uitgangsvraag
Hoe kan een smaakstoornis gesignaleerd en gediagnosticeerd worden in de palliatieve fase?
Methode: consensus-based
Aanbevelingen
- Wees alert op de mogelijke aanwezigheid en impact van smaakstoornissen.
- Signaleer smaakveranderingen in de palliatieve fase bij patiënten met een verhoogd risico, zoals bij polyfarmacie, behandeling met chemotherapie, droge mond of andere mondproblemen.
- Vraag actief naar smaakstoornissen bij patiënten met een verminderde eetlust, dit kan vaak een gevolg zijn van een onderliggende smaakstoornis.
- Vraag naar duur, aard en veranderingen van de klachten en naar de invloed op de ervaren kwaliteit van leven.
- Denk ook aan een eventuele reukstoornis.
Voor deze uitgangsvraag is geen systematisch literatuuronderzoek verricht.
Voor onderstaande overwegingen zijn indien mogelijk aanwezige literatuur en ervaringen van de werkgroep meegenomen.
Diagnostiek
De aanwezigheid van orale problemen, waaronder smaakveranderingen, bij patiënten in de palliatieve fase kan worden onderschat door zorgverleners [Venkatasalu 2020]. Het is daarom voor zorgverleners belangrijk om hier bewust van te zijn en, mede vanwege de hoge prevalentie, altijd alert te zijn op de mogelijke aanwezigheid van smaakstoornissen. De subjectieve klachten van smaakverandering kunnen meestal bevestigd worden door middel van objectieve testen, terwijl andersom niet iedereen bij wie objectieve verandering van de smaak wordt geconstateerd overeenkomende subjectieve klachten heeft [Heckel 2015]. Omdat in de palliatieve fase de behandelwens van de patiënt en daarmee samenhangende subjectieve klachten leidend zijn, is de werkgroep van mening dat het (systematisch/regelmatig) uitvoeren van objectieve testen niet geadviseerd dient te worden. In plaats daarvan dient de mogelijke aanwezigheid van smaakstoornissen te worden gesignaleerd door uitvragen van klachten. De werkgroep adviseert om dit met name te doen bij patiënten waarbij een verhoogde kans bestaat op smaakstoornissen, zoals bij patiënten met polyfarmacie of behandeling met chemotherapie, droge mond of andere mondproblemen. Verder kan een verminderde eetlust resultaat zijn van een onderliggende smaakstoornis en raadt de werkgroep daarom aan in geval van verminderde eetlust een eventuele smaakstoornis uit te vragen.
De verdere analyse van smaakstoornissen begint vervolgens met het goed uitvragen van de subjectieve klachten:
- Wanneer en hoe zijn de klachten begonnen?
- Wat is de aard van de klacht?
- Is de smaak helemaal weg, verminderd of veranderd?
- Is er een continue vreemde smaaksensatie?
Daarnaast moet bij verminderde smaak ook altijd gedacht worden aan een reukstoornis. De reukfunctie bij de smaakbeleving kan getest worden bij het eten/drinken van koffie, chocolade en aardbeien. Die is namelijk vooral op reuk gebaseerd.
Heckel M, Stiel S, Ostgathe C. Smell and taste in palliative care: a systematic analysis of literature. Eur Arch Otorhinolaryngol. 2015 Feb;272(2):279-88. Doi: 10.1007/s00405-014-3016-4.
Postma E. Boesveldt S. Reuk- en smaakstoornissen bij neurodegeneratieve aandoeningen. Socares, (2), 2022.
Venkatasalu MR, Murang ZR, Ramasamy DTR, Dhaliwal JS. Oral health problems among palliative and terminally ill patients: an integrated systematic review. BMC Oral Health. 2020 Mar 18;20(1):79. Doi: 10.1186/s12903-020-01075-w.