Signalering en diagnostiek
Uitgangsvragen
Signalering
Hoe kan slechte adem gesignaleerd worden in de palliatieve fase?
Diagnostiek
Welke diagnostiek wordt aanbevolen bij patiënten in de palliatieve fase met slechte adem en hoe wordt deze uitgevoerd?
Methode: consensus-based
Aanbevelingen
Signalering
- Wees allert op halitose. Dit kan worden opgemerkt en aan een zorgverlener worden gemeld door de patiënt zelf of diens naaste(n). Door de gevoeligheid van het onderwerp is het ook mogelijk dat de patiënt of diens naasten niet zelf over de halitose beginnen, maar dat de halitose wordt opgemerkt door de zorgverlener.
- Stel een eventuele halitose vervolgens objectief vast door te ruiken. Het is hierbij belangrijk dat degene die meet goed geuren kan ruiken en vaststellen. Voer de meting als volgt uit:
Mondademgeur- de patiënt houdt zijn mond gedurende één minuut dicht en opent zijn mond daarna wijd open;
- ruik vanaf ongeveer 5-10 cm afstand en geef een score (zie tabel 1 Score van de geur bij een organoleptische (zintuiglijke) meting) aan de sterkte van de ademgeur;
- herhaal de eerste twee stappen, maar geef nu een score terwijl de patiënt praat.
- Neusademgeur
- de patiënt houdt zijn mond dicht en ademt uit via de neus;
- ruik vanaf ongeveer 5-10 cm afstand en geef een score (zie hieronder) aan de sterkte van de neusademgeur.
- Voor de score kan de zespuntsschaal worden gebruikt: bij een score 2 of hoger bij mondademgeur is sprake van een intra-orale halitose, een score 2 of hoger bij neusademgeur duidt op extra-orale halitose.
- Tabel 1 - Score van de geur bij een organoleptische (zintuiglijke) meting
Score Beschrijving 0 Geen geur 1 Nauwelijks merkbare geur 2 Lichte, maar duidelijk merkbare geur 3 Matige geur 4 Sterke geur 5 Zeer sterke geur
Diagnostiek
- Probeer onderscheid te maken tussen een intra-orale of extra-orale oorzaak door de geur van de neusademhaling en de mondademhaling te vergelijken. Bij een intra-orale oorzaak zal (voornamelijk) bij mondademhaling sprake zijn van halitose.
- Verricht een mondinspectie.
Voor deze uitgangsvraag is geen systematisch literatuuronderzoek verricht.
Voor onderstaande overwegingen zijn indien mogelijk aanwezige literatuur en ervaringen van de werkgroep meegenomen.
Signalering
Ruiken wordt nog steeds gezien als de gouden standaard voor het vaststellen van halitose [Wu 2020]. Dit is een simpel toe te passen en kosteloze methode. Daarom ziet de werkgroep geen reden om van de gouden standaard af te wijken. Wel is het belangrijk dat de persoon die de meting uitvoert goed geuren kan ruiken en vaststellen. Voor uitvoering van de meting adviseert de werkgroep het protocol zoals omschreven door Laine [2016], omdat het een eenvoudige, door vrijwel iedereen uit te voeren methode is waarbij geen (kostbare) instrumenten nodig zijn.
Diagnostiek
Omdat het bij het bepalen van de juiste behandeling van belang is om de oorsprong van de halitose (intra- of extra-oraal) te kennen, wordt geadviseerd om te proberen dit onderscheid te maken tijdens de diagnostiek. Dit is mogelijk door de neusademhaling en de mondademhaling te vergelijken; bij een intra-orale oorzaak zal (voornamelijk) bij mondademhaling sprake zijn van halitose. Daarnaast wordt een mondinspectie verricht.
Er zijn een aantal ontwikkelingen gaande op het gebied van diagnostiek en vooral zelfdiagnostiek van halitose. Verschillende kleine eenvoudige ademgeurdetectoren, met of zonder applicaties voor mobiele apparatuur zijn op de markt. Echter, de betrouwbaarheid, sensitiviteit en specificiteit zijn nog niet voldoende getest om gebruik hiervan bij preventie en behandeling van halitose aan te bevelen.
Laine. Het tandheelkundig jaar 2016, Boek, Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
Wu J, Cannon RD, Ji P, Farella M, Mei L. Halitosis: prevalence, risk factors, sources, measurement and treatment – a review of the literature. Aust Dent J. 2020 Mar;65(1):4-11. Doi: 10.1111/adj.12725.