Ontstaanswijze

Mondproblemen in de palliatieve fase kunnen ontstaan als gevolg van verschillende factoren die inherent zijn aan een ernstige ziekte en de behandeling ervan, evenals de algemene fysieke achteruitgang van de patiënt. Deze problemen worden vaak verergerd door een combinatie van factoren, waaronder:

  • Medicatie en behandelingen
    Veel geneesmiddelen die worden gebruikt, zoals pijnmedicatie en chemotherapie, kunnen bijwerkingen geven die de mondgezondheid negatief beïnvloeden, zoals droge mond, ontstekingen in de mond en tandvleesproblemen.
  • Verminderde weerstand
    Patiënten in de palliatieve fase kunnen een verzwakt immuunsysteem hebben als gevolg van de ziekte zelf of door behandelingen nu en/of in het verleden, waardoor ze vatbaarder worden voor infecties zoals candidiasis en andere mondgerelateerde complicaties.
  • Verminderde voedselinname
    Als gevolg van pijn, slikproblemen of andere symptomen kunnen patiënten in de palliatieve fase moeite hebben met eten en drinken, wat kan leiden tot uitdroging, voedingstekorten en een verhoogd risico op mondproblemen.
  • Verminderde mondhygiëne
    Als gevolg van fysieke zwakte, zorgafhankelijkheid of verminderd bewustzijn kunnen patiënten moeite hebben om hun mond goed te verzorgen, waardoor tandplaque met bacteriën zich kan opbouwen, en mondproblemen kunnen verergeren.

Het begrijpen van deze ontstaanswijzen is cruciaal voor het effectief voorkomen, identificeren en behandelen van mondproblemen bij palliatieve patiënten, met als uiteindelijke doel het verbeteren van hun kwaliteit van leven tijdens deze fase.

In deze richtlijn wordt aandacht besteed aan algemene preventieve maatregelen, de pathofysiologie van de mond en de diagnostiek. Vervolgens wordt ingegaan op enkele veel voorkomende klachten en de behandeling daarvan.