Smaakstoornissen

Smaak is de gewaarwording van het proeven. Primair is dit het gevolg van prikkeling van de smaakreceptoren, ook wel de gustatoire sensorische organen genoemd. De smaakreceptoren bestaan uit 50-120 cellen en zijn gegroepeerd in de verschillende smaakpapillen, die zich voornamelijk bevinden op de tong, maar ook op het zachte gehemelte en de gehemelteboog, delen van de keelwand en de punt van het strotklepje. De smaakoverdracht van het achterste eenderde deel van de tong loopt via de nervus glossopharyngeus, het voorste tweederde deel via de chorda tympani (een tak van de n. facialis). Smaak overdracht via de neus (reuk) verloopt via de n. nasopalatinus en beide nn. palatini. Daarnaast spelen het tastgevoel van de tong en het mondslijmvlies, de temperatuur, structuur, scherpte, kruidigheid en de geur van het eten een belangrijke rol. Dit verloopt via de somatosensorische receptoren via de n. facialis.

Er zijn vijf basissmaken te onderscheiden: zout, zuur, zoet, bitter en umami. Smaak geeft informatie over de kwaliteit van voedsel, zet aan tot eten en drinken en stimuleert de secretie van speeksel en maagsappen (en daarmee de spijsvertering). Smaak is essentieel voor het kunnen genieten van voedsel. Smaakveranderingen of smaakstoornissen kunnen leiden tot minder plezier in het eten, een verminderde kwaliteit van leven en verminderde en/of veranderde voedingsinname, met als gevolg gewichtsverlies, voedingsdeficiënties en verminderde kwaliteit van leven. Ook kan het leiden tot een aversie tegen mondverzorgingsproducten en lokale medicatie.

Bij smaakstoornissen zijn te onderscheiden:

  • Dysgeusie: verandering van smaak en/of verhoogde gevoeligheid voor bepaalde smaken.
  • Hypogeusie: vermindering van de normale smaak.
  • Ageusie: totale afwezigheid van smaak.
  • Gustatorische agnosie: onvermogen om smaak te herkennen.

In Nederland heeft naar schatting zo’n 5% van de mensen een smaakstoornis waarbij dit percentage iets hoger is bij ouderen [Postma 2022]. Smaakstoornissen komen voor bij 67%-86% van de patiënten in de palliatieve fase en behoren daarmee naast droge mond tot de meest voorkomende zelfgerapporteerde orale symptomen in de palliatieve fase [Heckel 2015]. Veel voorkomende subjectieve klachten zijn algehele hypogeusie of ageusie, verminderde gevoeligheid voor zoet, metaalsmaak, kartonsmaak, veranderde gevoeligheid voor bitter, aversie tegen vlees en een vieze smaak in de mond [Heckel 2015]. Het verbeteren van de mondhygiëne kan het smaakvermogen bevorderen [Braud 2020].

Verschillende factoren kunnen een rol spelen bij de oorzaak van smaakstoornissen:

Algemene factoren

  • genetische predispositie;
  • verminderde speekselsecretie (hyposialie);
  • neusverstopping;
  • zinkdeficiëntie;
  • nierfalen (ophoping van metabolische afvalstoffen in het bloed kunnen leiden tot een metaal achtige smaak;
  • leveraandoeningen: 
  • roken;
  • alcoholgebruik;
  • slechte mondgezondheid:
    • verminderde speekselsecretie (hyposialie);
    • infecties van de mond.
  • het dragen van een (volledige) gebitsprothese;
  • een verstoorde kauwfunctie (bij kauwen komen reukstoffen vrij die bij uitademing via de neuskeelholte het reukorgaan bereiken en op die manier een bijdrage kunnen leveren aan de smaakgewaarwording);
  • verbranding van de smaakpapillen door hete dranken en voeding;
  • oesofagiale reflux;
  • ijzergebreksanemie;
  • vitamine B12 en foliumzuur;
  • systemische aandoeningen zoals diabetes mellitus, chronische nierinsuffientie, levercirrhose, hypo- en hyperthyreoïdie;
  • auto-immuunziekten (bijv. lupus, reumatoide artritis);
  • neurologische aandoeningen (Parkinson, Alzheimer, Multiple Sclerose, Bell’s Palsy, trigeminus neuralgie);
  • infecties (COVID-19, griep, hiv).

Gevolgen van behandeling

  • medicatie, o.a. protonpompremmers, ACE-remmers (o.a. enalapril, captopril), antimycotica (terbinafine), anti-epileptica (fenytoïne), chloorhexidine, metronidazol (metaalsmaak, bittere smaak), lithium (metaalsmaak), zinksulfide drank (metaalsmaak), levodopa (bittere smaak), dimethylsulfoxide, disulfiram, isosorbidenitraat (metaalsmaak);
  • chemotherapie en targeted therapy;
  • radiotherapie in het hoofd-halsgebied;
  • chirurgie:
    • verwijdering van het gehemelte of tongresectie;
    • beschadiging van de reuk- en smaakzenuwen;
    • verwijdering van de geurcomponent van smaak na een laryngectomie.

Braud A, Boucher Y. Taste disorder's management: a systematic review. Clin Oral Investig. 2020 Jun;24(6):1889-1908. doi: 10.1007/s00784-020-03299-0. Epub 2020 May 8. PMID: 32385655.

Heckel M, Stiel S, Ostgathe C. Smell and taste in palliative care: a systematic analysis of literature. Eur Arch Otorhinolaryngol. 2015 Feb;272(2):279-88. Doi: 10.1007/s00405-014-3016-4. 

Postma E. Boesveldt S. Reuk- en smaakstoornissen bij neurodegeneratieve aandoeningen. Socares, (2), 2022.