Inleiding

Onder smaak verstaat men alle gewaarwordingen die met het proeven samenhangen.
Een smaaksensatie is primair het gevolg van prikkeling van de smaaksensoren. Andere factoren, zoals het tastgevoel van de tong en het mondslijmvlies, de temperatuur, en vooral de geur van het eten spelen ook een belangrijke rol.

De smaaksensoren bevinden zich op de tong, het zachte gehemelte en de gehemelteboog, delen van de keelwand en de punt van het strotklepje.

Smaak geeft informatie over de kwaliteit van voedsel, zet aan tot eten en drinken en het stimuleert de secretie van speeksel en maagsappen en daarmee de spijsvertering. Smaak is essentieel voor het kunnen genieten van voedsel. Er zijn vijf basiskwaliteiten te onderscheiden: zout, zuur, zoet, bitter en unami. Deze laatste kwaliteit heeft te maken met het genot van de smaak en wordt opgewekt door L-glutamaat. Alle andere smaakkwaliteiten berusten hoofdzakelijk op reukgewaarwordingen, doordat vluchtige stoffen via de keelholte in de neusholte komen.

Bij smaakstoornissen moet onderscheid gemaakt worden tussen:

  • verandering van de smaak en/of verhoogde gevoeligheid voor bepaalde smaken (dysgeusie); een metaalsmaak of bittere smaak komen het meeste voor
  • een vermindering van de normale smaak (hypogeusie) of totale afwezigheid van smaak (ageusie)

Smaakveranderingen kunnen leiden tot verminderde voedingsinname met gewichtsverlies en verminderde kwaliteit van leven. Ook kan het leiden tot een aversie tegen mondverzorgingsproducten en lokale medicatie.

Vóórkomen

Van de patiënten met kanker heeft 56-76% last van smaakstoornissen. Deze kunnen een tijdelijk karakter hebben, maar ook lang voortduren. Patiënten klagen niet snel spontaan over dit verschijnsel. Het kan een reden zijn waarom een patiënt weinig of niet eet, of zegt weinig trek te hebben.
Hypo- of ageusie is aanwezig bij 88% van de patiënten met kanker in het hoofdhalsgebied, bij 24% van de patiënten met longkanker en 21% van de patiënten met borstkanker.

Dysgeusie (m.n. een metaalsmaak) wordt in verschillende studies gerapporteerd door 16-32% van patiënten met kanker, met name ten gevolge van behandeling (radiotherapie in het hoofdhalsgebied of chemotherapie). 85% van de patiënten met een tumor in het hoofdhalsgebied die bestraald worden en 77% van de patiënten die behandeld worden met chemotherapie met cisplatine hebben dysgeusie. Bij 24% van de patiënten met borst- of longkanker en bij 14% van de patiënten met kanker in het hoofdhalsgebied is er al sprake van dysgeusie voor het starten van de behandeling.

Oorzaken

De oorzaak van smaakstoornissen is moeilijk vast te stellen, maar één of meer van de volgende factoren kunnen een rol spelen:

Algemene factoren:

  • genetische predispositie
  • roken
  • slechte mondverzorging
  • droge mond
  • neusverstopping
  • zinkdeficiëntie

Ziekten en aandoeningen:

  • tumoren (ingroei in centrale zenuwstelsel)
  • ernstige anemie
  • orale infecties (vooral gingivitis en parodontitis)
  • aandoeningen van de craniale zenuwen die bij reuk en smaak betrokken zijn
  • diabetes mellitus
  • leverfalen
  • nierinsufficiëntie

Gevolgen van behandeling

  • medicatie: o.a. protonpompremmers, ACE-remmers (o.a. captopril), propanolol, terbinafine, chloorhexidine, metronidazol (metaalsmaak), flecaïnide, penicillamine (metaalsmaak), fenytoïne, flurazepam, lithium, levodopa
  • chemotherapie (cisplatine, methotrexaat, 5-fluorouracil, taxanen, anthracyclines, bleomycine, cyclofosfamide)
  • radiotherapie
  • chirurgie
    • verwijdering van het gehemelte of tongresectie
    • beschadiging van de reuk- en smaakzenuwen
    • verwijderen van geurcomponent van smaak na een laryngectomie