Organisatie van zorg

Uitgangsvraag

Hoe dienen de coördinatie en continuïteit van zorg bij patiënten in de palliatieve fase met depressie te worden vormgegeven?

Methode: consensus-based

Aanbevelingen

Bij patiënten met depressie in de palliatieve fase:

  • Gebruik, indien mogelijk, een individueel zorgplan dat voor iedereen toegankelijk en inzichtelijk is, bij voorkeur digitaal.  
    • Leg afspraken over beschikbaarheid en bereikbaarheid van zorgverleners voor patiënt en naasten vast in het individuele zorgplan. 
  • Realiseer, wanneer er meerdere zorgverleners betrokken zijn, dat er één regiebehandelaar wordt aangewezen.
    De regiebehandelaar of centrale zorgverlener is niet noodzakelijkerwijs een arts, al zal dat vaak wel het geval zijn. Afhankelijk van de omstandigheden en de zorgsector kan ook een zorgverlener van een andere beroepsgroep, bijvoorbeeld een een physician-assistant, een verpleegkundig specialist, een verpleegkundige of een andere zorgverlener de rol vervullen.
    De regiebehandelaar ziet erop toe dat: 
    • de continuïteit en de samenhang van de zorgverlening aan de patiënt wordt bewaakt en dat waar nodig een aanpassing van de gezamenlijke behandeling in gang wordt gezet; 
    • er een adequate informatie-uitwisseling en voldoende overleg is tussen de bij de behandeling van de patiënt betrokken zorgverleners; 
    • er één aanspreekpunt (centrale zorgverlener) voor de patiënt en diens naaste betrekking(en) is voor het tijdig beantwoorden van vragen over de behandeling.
  • Zorg ervoor dat op ieder moment in het ziektetraject duidelijk is wie het eerste aanspreekpunt (centrale zorgverlener) voor de patiënt en diens naaste is, zowel voor het betreffende ziektetraject als voor de dagelijkse algemene zorg. 
  • Bespreek met de patiënt/naasten bij welke problemen welke zorgverlener geraadpleegd kan worden. 
  • Richt de zorg in conform de principes van modellen zoals matched care of collaborative care.
  • Zorg als betrokken hulpverleners onderling voor een goede afstemming en overdracht, vooral tussen ziekenhuis, verpleeghuis, hospice, thuiszorg en huisarts.
  • Overweeg deelname aan een multidisciplinaire bespreking, zoals:
    • in de eerste lijn een PaTz bespreking; 
    • in de intramurale setting een multidisciplinair overleg (ziekenhuis, verpleeghuis of elders); 
    • in de regio in een regionaal oncologienetwerk.
  • Overweeg bij moeilijk behandelbare depressie consultatie van een multidisciplinair consultatieteam palliatieve zorg in. In de eerste en tweede lijn een multidisciplinair consultatieteam palliatieve zorg via stichting PZNL en in een instelling een multidisciplinair team palliatieve zorg (https://palliaweb.nl/zorgpraktijk/consultatie).
  • Overweeg laagdrempelig verwijzing naar professionals die ervaring hebben met palliatieve zorg en behandeling van depressie: 
    • Verpleegkundig specialist (bijv. palliatieve zorg/oncologie/neurologie) of physician assistant;
    • Palliatieve (thuis)zorg;
    • Praktijkondersteuner huisarts;
    • Psycholoog;
    • Psychiater;
    • Psychiatrisch verpleegkundige/SPV'er;
    • Geestelijk verzorger (https://geestelijkeverzorging.nl); 
    • Maatschappelijk werker; 
    • Kaderarts palliatieve zorg;
    • Specialist ouderengeneeskunde (in eerste lijn of intramuraal) of klinisch geriater/internist ouderengeneeskunde (intramuraal);
    • Vaktherapeuten en paramedici (bijv. creatief therapeut of muziektherapeut, psychosomatisch fysiotherapeut). 
  • Verwijs bij het vermoeden van een depressie in engere zin of suïcidaliteit naar een psychiater.
  • Maak desgewenst gebruik van de Palliatieve Zorgzoeker voor het vinden van professionals werkzaam in de palliatieve zorg, zoals bijvoorbeeld geestelijk verzorgers, mantelzorg ondersteuning, psychologen etc. of van de digitale verwijsgids kanker. Hierbij wordt geadviseerd de zoekterm ‘depressie’ te gebruiken.

Andersen BL, DeRubeis RJ, Berman BS, Gruman J, Champion VL, Massie MJ, Holland JC, Partridge AH, Bak K, Somerfield MR, Rowland JH; American Society of Clinical Oncology. Screening, assessment, and care of anxiety and depressive symptoms in adults with cancer: an American Society of Clinical Oncology guideline adaptation. J Clin Oncol. 2014 May 20;32(15):1605-19. 

Huffman JC, Adams CN, Celano CM. Collaborative Care and Related Interventions in Patients With Heart Disease: An Update and New Directions. Psychosomatics. 2018 Jan-Feb;59(1):1-18. doi: 10.1016/j.psym.2017.09.003. Epub 2017 Sep 18. 

Eizenga WH, De Bont M, Vriezen JA, Jobse AP, Kruyt JE, Lampe IH, et al. Landelijke eerstelijns samenwerkingsafspraak palliatieve zorg. Huisarts en Wetenschap 2006;49:308-312. 

FMS 2019 Kwaliteitsstandaard Psychosociale zorg bij somatische aandoeningen.

IKNL/Palliactief. Kwaliteitskader palliatieve zorg Nederland. 2017;1-70.

Keitner et al., 2006 Keitner GI, Ryan CE, Solomon DA. Realistic expectations and a disease management model for depressed patients with persistent symptoms. J Clin Psychiatry. 2006;67(9):1412-21. PubMed PMID: 17017828.

van Krugten FC, Kaddouri M, Goorden M, van Balkom AJ, Bockting CL, Peeters FP, Hakkaart-van Roijen L; Decision Tool Unipolar Depression (DTUD) Consortium. Indicators of patients with major depressive disorder in need of highly specialized care: A systematic review. PLoS One. 2017 Feb 8;12(2):e0171659.

KNMG. Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg. 2022. Beschikbaar op https://www.knmg.nl/advies-richtlijnen/dossiers/verantwoordelijkheidsverdeling.htm [bezocht op 3 augustus 2022].

Landelijk Overleg PSOZ. Visie psychosociale oncologische zorg op maat: kansen en knelpunten. Versie 2.0. 2015. Beschikbaar op Visie psychosociale oncologische zorg op maat (nvpo.nl) [bezocht op 3 augustus 2022].

Li M, Kennedy EB, Byrne N, Gerin-Lajoie C, Katz MR, Keshevarz H, Sellick S, Green E. Systematic review and meta-analysis of collaborative care intervention for depression in patients with cancer. Psychooncology. 2017 May;26(5):573-587.

Muntingh AD, van der Feltz-Cornelis CM, van Marwijk HW, Spinhoven P, van Balkom AJ. Collaborative care for anxiety disorders in primary care: a systematic review and meta-analysis. BMC Fam Pract. 2016 Jun 2;17:62. doi: 10.1186/s12875-016-0466-3. PMID: 27250527; PMCID: PMC4890271.

Psychosociale oncologische zorg, Landelijk Overleg Paramedische en Psychosociale Oncologische Zorg (LOPPSOZ), visiedocument 2015.

Voor deze uitgangsvraag is geen systematisch literatuuronderzoek verricht.

In het palliatieve zorgtraject zijn vaak meerdere zorgverleners bij een patiënt betrokken en vindt de zorg in verschillende settingen plaats. Dit vraagt om goede coördinatie van de zorg, goede overdracht, documentatie en afspraken over beschikbaarheid en bereikbaarheid [Eizenga 2017, IKNL/Palliactief 2017]. Palliatieve zorg omvat altijd meerdere domeinen. Hoe meer vragen/problemen zich op meer dan één van de domeinen voordoen, des te meer is er noodzaak van samenwerking met en/of verwijzing naar andere hulpverleners/disciplines.
De mogelijkheden (en haalbaarheden) in organisatie van zorg zijn afhankelijk van de setting (eerste -of tweedelijns). Waar een tweedelijns organisatie beschikt over een team van deskundigen op diverse gebieden onder hetzelfde dak (verpleegkundig specialist, diverse medisch specialisten, psychologen, maatschappelijke hulpverleners, geestelijke verzorgers, fysiotherapeuten, ergotherapeuten), beschikt een eerstelijns hulpverlener over een andere inzet van hulpverleners binnen de regio (huisarts, thuiszorg, verpleegkundig specialist, fysiotherapeut aan huis, mantelzorgers, maatschappelijk werk, POH GGZ, geestelijk verzorgers), waarin ook beschikbaarheid en variabiliteit per regio een rol spelen. Dit maakt dat er soms een verschil is in de haalbaarheid van de organisatie van zorg. In elke regio is het anders. Wij adviseren om onze aanbevelingen na te streven afhankelijk van de mogelijkheden binnen de setting. 
Ook in de kwaliteitsstandaard Psychosociale Zorg bij somatische ziektes wordt beschreven wat goede psychosociale zorg is en op welke wijze die geleverd moet worden [FMS 2019]. 

Het Kwaliteitskader Palliatieve zorg Nederland [IKNL/Palliactief 2017] geeft ten aanzien van coördinatie en continuïteit de volgende standaarden aan:

  • Er wordt indien mogelijk gebruik gemaakt van een individueel zorgplan, bij voorkeur digitaal, dat voor zowel de zorgverleners als de patiënt toegankelijk en inzichtelijk is. In het individueel zorgplan worden de waarden en de wensen van de patiënt beschreven en beslissingen over in te zetten behandelingen of wijzigingen in de zorg vastgelegd. Hierin kunnen ook afspraken worden vastgelegd over de beschikbaarheid en bereikbaarheid van zorgverleners voor patiënt en mantelzorger. Hiervoor kan indien gewenst gebruik worden gemaakt van het zorgplanningsformulier van Palliaweb (https://palliaweb.nl/overzichtspagina-hulpmiddelen/uniform-vastleggen-proactieve-zorgplanning).
  • Rondom de patiënt en diens naasten wordt een persoonlijk en dynamisch team van zorgverleners gevormd waarbij afspraken worden gemaakt over bereikbaarheid. Beschikbare voorzieningen en expertise worden daadwerkelijk benut en ingeschakeld. Noodzakelijke transfers dienen naadloos te verlopen. Dit team werkt op basis van het individuele zorgplan.

De aard en de complexiteit van palliatieve zorg maakt dat er binnen het multidisciplinaire team één zorgverlener aangewezen dient te worden die de regie voert. Dit is de regiebehandelaar [KNMG 2022]. Zodra er meer dan één zorgverlener is betrokken, bespreek dan met elkaar wie de regiebehandelaar wordt. Voor de mogelijkheden in behandeling en ondersteuning is de regiebehandelaar veelal afhankelijk van de beschikbaarheid van ondersteunende diensten binnen zijn/haar netwerk.
De regiebehandelaar kan een arts zijn, maar ook een physician assistant, een verpleegkundig specialist, een verpleegkundige of een andere zorgverlener [KNMG 2022]. De regiebehandelaar is vaak ook degene die het zorgplan maakt.

In de eerste lijn en in de verpleeghuissetting wordt het individuele zorgplan vaak opgesteld door een verpleegkundige/thuiszorg. De zorgverlener die de regie voert ziet er in ieder geval op toe, dat: 

  • De continuïteit en de samenhang van de zorgverlening aan de patiënt wordt bewaakt en dat waar nodig een aanpassing van de behandeling in gang wordt gezet;
  • Er een adequate informatie-uitwisseling en voldoende overleg is tussen de bij de behandeling van de patiënt betrokken zorgverleners; 
  • Er een centrale zorgverlener wordt aangewezen die fungeert als vast aanspreekpunt voor de patiënt of diens vertegenwoordiger en/of naasten voor het tijdig beantwoorden van vragen over de behandeling. De regiebehandelaar, hoeft niet zelf het vaste aanspreekpunt te zijn en alle vragen te kunnen beantwoorden, maar moet wel de weg naar de antwoorden weten te vinden. Wie de centrale zorgverlener is kan wisselen in verschillende fases van het ziekteproces. 

Uitgangspunt is dat elke zorgverlener die bij de behandeling is betrokken een eigen professionele verantwoordelijkheid heeft en houdt jegens die patiënt. 

Zorg ervoor dat op ieder moment in het ziektetraject duidelijk is wie het eerste aanspreekpunt (centrale zorgverlener) voor de patiënt en diens naaste is, zowel voor het betreffende ziektetraject als voor de dagelijkse algemene zorg. Leg afspraken vast over beschikbaarheid en bereikbaarheid van zorgverleners voor patiënt en naaste vast in het individueel zorgplan. 

Bij ernstige depressieve klachten, jonge leeftijd, een eerdere slechte respons op behandeling, psychiatrische co-morbiditeit, somatische co-morbiditeit, jeugdtrauma, verminderd psychosociaal functioneren, oude leeftijd en lage sociaaleconomische status is vaker verwijzing naar gespecialiseerde zorg noodzakelijk [Van Krugten 2017]. 
De werkgroep is van mening dat bij patiënten met depressie in een palliatief zorgtraject laagdrempelig verwijzing naar specialistische zorg gewenst is. De ASCO-richtlijn [Andersen 2014] adviseert om patiënten voor psychosociale interventies te verwijzen naar getrainde professionals, met ervaring in de oncologische setting die bewezen effectieve behandelingen aanbieden. Hiervoor kan verwezen worden naar de volgende zorgverleners:

  • Verpleegkundig specialist of physician assistent (bijv. palliatieve zorg/oncologie/neurologie): voor intensievere begeleiding/contact vanuit het betreffende vakgebied;
  • Palliatieve (thuis)zorg: voor ondersteuning bij o.a. ADL zorg en medicatie inname, maar ook voor medisch technische handelingen in de 1ste lijn;
  • Praktijkondersteuner huisarts: voor laagdrempelig contact in de 1ste lijn;
  • Psycholoog: voor diagnostiek en behandeling, zowel intramuraal (in ziekenhuis/zorgcentrum) als in de eerste lijn;
  • Psychiater: bij depressie in engere zin en/of suïcidaliteit; 
  • Psychiatrisch verpleegkundige/SPV'er: voor ambulante begeleiding;
  • Bij kwetsbare ouderen en/of neurocognitieve problematiek: specialist ouderengeneeskunde (in eerste lijn of intramuraal) of klinisch geriater/internist ouderengeneeskunde (intramuraal);
  • Geestelijk verzorger: bij zingeving en levensvragen. In de eerste lijn kan gebruikgemaakt worden van de site https://geestelijkeverzorging.nl/ voor een professional in de buurt;
  • Maatschappelijk werker: voor steun, rouwverwerking en allerlei praktische zaken (bijv. juridisch/financieel);
  • Vaktherapeut (bijv. creatief therapeut of muziektherapeut): om patiënten te helpen met het uiten van emoties en het verwerken van traumatische of ingrijpende ervaringen. Vaktherapeuten worden met name intramuraal ingezet;
  • Paramedici (bijv. psychosomatisch fysiotherapeut).

Maak desgewenst gebruik van de Palliatieve Zorgzoeker voor het vinden van professionals werkzaam in de palliatieve zorg zoals bijvoorbeeld: geestelijk verzorgers, mantelzorg ondersteuning, psychologen etc. of van de digitale verwijsgids kanker. Hierbij wordt geadviseerd de zoekterm ‘depressie’ te gebruiken.

De mogelijkheden van behandeling/ondersteuning kunnen verschillen tussen de eerste-, tweede- en derde-lijns zorg. Overweeg bij moeilijk behandelbare depressie consultatie van een multidisciplinair consultatieteam palliatieve zorg. In de eerste lijn zijn zogenaamde PaTz-groepen (palliatief thuiszorgoverleg) actief. In de eerste en tweede lijn is er de mogelijkheid tot telefonische consultatie van een multidisciplinair consultatieteam palliatieve zorg via Stichting PZNL (https://palliaweb.nl/zorgpraktijk/consultatie). In de tweede en derde lijn zijn vaak intramurale consultatieteams palliatieve zorg beschikbaar. 

Het Kwaliteitskader Palliatieve zorg Nederland [IKNL/Palliactief 2017] benadrukt verder het belang van:  

  • Goede en continue bereikbaarheid van zorgverleners;
  • Multidisciplinair overleg en (lijnloze) samenwerking;
  • Het werken met protocollen, richtlijnen en zorgpaden.

Naar de mening van de werkgroep lijdt het geen twijfel dat de bovengenoemde standaarden en criteria ook gelden voor patiënten in de palliatieve fase met depressie.

Coördinatie van zorg kan onder andere vorm krijgen door laagdrempelig multidisciplinair of transmuraal overleg, bijvoorbeeld door deelname aan een zogenaamde PaTz-groep, waarin huisartsen en wijkverpleegkundigen op gestructureerde wijze bespreken hoe de zorg aan patiënten in de palliatieve fase vormgegeven kan worden (https://www.patz.nu/) of aan een regionaal oncologienetwerk. In intramurale instellingen kan deelgenomen worden aan een bespreking van het multidisciplinaire consultatieteam palliatieve zorg, medisch specialisten kunnen advies vragen in een MDO.

Zorgverlening conform matched care en collaborative care 

Definities

Matched care is het afstemmen van de behandeling op kenmerken van de patiënt, zoals de aard en ernst van de problematiek, cognitieve en sociale vaardigheden, omgevingsfactoren en wensen en behoeften van de patiënt. Belangrijk is dat de patiënt zo snel mogelijk bij de juiste hulpverlener komt en de juiste behandeling krijgt, ter voorkoming van onder- of overbehandeling.

Collaborative care is een behandelmodel waarin hulpverleners uit verschillende disciplines (lijnloos) samenwerken om tijdige en passende zorg aan de patiënt te bieden en daarmee de zorg voor de patiënt zo goed mogelijk uit te voeren. Dit model is effectiever dan reguliere zorg bij mensen met depressie en kanker [Li 2017]. De casemanager coördineert de behandeling in samenwerking en afstemming met andere betrokken disciplines, zoals bijvoorbeeld de medisch specialist, huisarts en psycholoog [Muntingh 2016]. 
Voor het inzetten van passende zorg is het belangrijk dat zorgverleners en patiënten bekend zijn met het lokale zorgaanbod ten behoeve van depressie in de palliatieve fase, zowel in hun eigen netwerk, de eigen zorginstelling als in de regio. Met andere woorden: wat wordt waar en door wie geboden met welke specifieke deskundigheid. Dit zorgt ervoor dat – samen met de patiënt – gekozen kan worden voor zorg en ondersteuning passend bij de vraag van de patiënt; conform de principes van collaborative en matched care [Huffman 2018 Keitner 2006]. 

Bij modellen voor collaborative care wordt uitgegaan van langere periodes van ziekte waarin behandeling en ondersteuning noodzakelijk zijn en (lijnloze) samenwerking tussen zorgverleners - uit verschillende disciplines - in het aanbieden van deze zorg benodigd is om de zorg voor de patiënt zo goed mogelijk uit te voeren. Deze zorg wordt in een vroeg stadium proactief geboden bij voorkeur dichtbij de patiënt. De centrale zorgverlener, bijvoorbeeld een verpleegkundige of verpleegkundig specialist, coördineert de zorg. Hierbij worden veelal principes van matched care toegepast, waarbij het monitoren van klachten en zorgbehoefte centraal staat, evenals doorverwijzen naar passende zorg of ondersteuning waar nodig [Landelijk overleg PSOZ 2015].