Signalering en diagnostiek
Uitgangsvragen
Hoe kan depressie tijdig worden gesignaleerd bij patiënten in de palliatieve fase?
Welke diagnostiek is zinvol om te verrichten bij patiënten met depressie in de palliatieve fase en hoe moet die worden uitgevoerd?
Methode:
- evidence-based (screening)
- consensus-based (overige onderwerpen)
Aanbevelingen
- Overweeg om standaard te screenen op depressieve symptomen bij de markering van de palliatieve fase, een significante verandering van de situatie van de patiënt en/of bij een palliatief consult.
Vraag hierbij naar de twee kernsymptomen van depressie:
1. “Bent u somber gedurende het grootste deel van de dag”, en
2. “Is er sprake van verlies van interesse en plezier in (vrijwel) alle activiteiten?”
Indien het antwoord op één of beide vragen 'ja' is, exploreer dan de klachten verder door middel van een anamnese. Bij onvoldoende bekwaamheid in de diagnostiek van depressie, verwijs dan door naar een psycholoog of psychiater. - Wees alert op verbale en non-verbale signalen die kunnen wijzen op depressie bij patiënten in de palliatieve fase. Exploreer bij signalen door middel van een anamnese.
- Overweeg om bij gebruik (om andere redenen) van een generiek signaleringsinstrument of een ziektespecifieke kwaliteit van leven-vragenlijst de uitkomst voor depressie te gebruiken als basis voor verdere exploratie door middel van een anamnese, bijv.:
- bij het Utrecht Symptoom Dagboek (USD): bij een score van het depressie-item ≥ 4;
- bij de Lastmeter: bij een distress-score ≥ 4 of 5;
- bij de de VierDimensionale KlachtenLijst (4DKL): bij een score voor depressie > 2;
- bij de Chronic Respiratory Questionnaire (CRQ, bij chronische longziektes, bijv. COPD): bij een antwoord ‘altijd’, ‘bijna altijd’ of ‘nogal vaak’ op de vraag of iemand zich down of ontmoedigd heeft gevoeld in de afgelopen twee weken;
- bij de CaReQoL (hartfalen): bij het antwoord ‘vaak’ of ‘altijd’ op de vraag over somberheid.
- Doe bij verdenking op depressie een anamnese, inclusief heteroanamnese, gericht op emotionele klachten (vooral somberheid en angst), cognitieve en somatische symptomen, gedragsverandering en existentiële problematiek.
Exploreer tijdens de anamnese de volgende punten:- somberheid en/of anhedonie: beloop, intensiteit, impact op het dagelijks functioneren;
- andere psychische klachten (met name angst);
- slaapproblemen;
- gevoelens van waardeloosheid en/of schuld;
- gedachtes over de dood en suïcidaliteit;
- omgaan met de ziekte en wensen en verwachtingen over het levenseinde;
- de onderliggende somatische aandoening en de somatische klachten;
- depressie als gevolg van (verandering of staken van) medicatie, alcohol, roken en drugs;
- aanwezigheid van stressvolle gebeurtenissen (‘triggers’) en instandhoudende factoren;
- medische (inclusief psychiatrische) voorgeschiedenis;
- psychiatrische aandoeningen in de familie;
- sociale interacties met naasten en ervaren sociale steun.
- Heb expliciet aandacht voor de fase van de patiënt binnen het palliatieve traject en de levensverwachting. Ga na hoeveel tijd en energie de patiënt wil en kan besteden aan verbetering van de depressie. Dit is leidend voor de verdere keuzes in diagnostiek en behandeling.
- Overweeg om op indicatie meetinstrumenten te gebruiken, zoals:
- Ter verdieping:
- Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS); gebruik een cutoff score voor de depressie subschaal ≥ 7;
- Beck Depression Inventory (BDI); gebruik een cutoff van 10-14;
- Patient Health Questionnaire-9 (PHQ-9); gebruik een cutoff van 8;
- bij geriatrische patiënten: de korte versie van de Geriatric Depression Scale (GDS-15); gebruik een cutoff van 5;
- bij dementie: Cornell Scale for Depression in Dementia (CSDD); gebruik een cutoff van 8.
NB Gebruik de gegevens van deze meetinstrumenten om een beeld te krijgen over de ernst van de klachten en als aanvulling op de diagnostiek, maar niet om de diagnose aanpassingsstoornis met depressieve kenmerken of depressieve stoornis te stellen.
- Voor monitoring:
- Utrecht Symptoom Dagboek (USD);
- bovengenoemde verdiepingsinstrumenten.
- Ter verdieping:
- Verricht zo nodig een psychiatrisch onderzoek of verwijs naar psycholoog of psychiater voor verdere diagnostiek.
- Doe een lichamelijk onderzoek en/of screenend bloedonderzoek bij verdenking op een onderliggende somatische oorzaak als behandeling hiervan mogelijk, zinvol en door de patiënt gewenst is. Bij het bloedonderzoek kan bepaald worden: Hb, Ht en celindices (MCV, MCH, MCHC), TSH, glucose, natrium, (gecorrigeerd) calcium, magnesium, cortisol, vitamine B1, B6 en B12, en foliumzuur.
- Stel de diagnose aanpassingsstoornis met depressieve kenmerken of depressieve stoornis op basis van DSM-5 criteria met behulp van een anamnese en psychiatrisch onderzoek. Wees terughoudend met psychiatrische diagnoses bij ernstige fysieke klachten. Behandel daarbij eerst de fysieke klachten en herbeoordeel daarna de psychische klachten.
- Beoordeel of er sprake is van andere psychische aandoeningen, vooral aanpassingsstoornissen met angstige kenmerken, angststoornissen, (stil) delier, dementie, bipolaire stoornis en rouw.
- Koppel de diagnostische bevindingen in begrijpelijke taal terug aan patiënt en naasten. Besluit samen met de patiënt en naasten over eventuele op te starten interventies voor depressie.
Inleiding
Goede behandeling van depressie bij patiënten in de palliatieve fase begint met tijdige signalering en adequate diagnostiek.
Depressieve klachten kunnen worden gesignaleerd op basis van:
- Klachten van de patiënt;
- Observaties van de naasten;
- Observaties van de zorgverlener;
- Uitkomsten van een signalerings- c.q. screeningsinstrument.
Wanneer depressieve klachten worden gesignaleerd, vindt verdere exploratie primair plaats door middel van een anamnese en evt. een psychiatrisch onderzoek. Daarbij kunnen verdiepings- en diagnostische meetinstrumenten behulpzaam zijn [IKNL 2018].
Lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek kunnen worden verricht om een behandelbare somatische oorzaak vast te stellen.
Onderzoeksvraag
Wat is het effect van screening op depressie bij patiënten in de palliatieve fase?
Tabel 1. PICO
P | Patiënten in de palliatieve fase |
I | Screening op depressie |
C | Geen screening |
O |
Depressie |
S | Hospice / End of life care / Thuis / palliatief |
Zoekstrategie en selectie van studies
Selectie van studies
Voor deze module is een eerste search uitgezet op 16 april 2021, welke na ontdubbeling 33 resultaten opleverde. De search betreft systematische reviews in Pubmed, Embase, Cinahl, PsycInfo en de Cochrane database voor. Zie tevens bijlage Zoekverantwoording - 3.1 Reviewprotocol. In bijlage Zoekverantwoording - 3.2 Zoekstrategie zijn de search strings opgenomen. Na de eerste selectie bleven er twee systematische reviews over.
Na het beoordelen van de volledige teksten bleek één review niet systematisch [Irving 2010], en de andere onderzocht alleen de prognostische waarde van depressie voor de overleving [Trajkovic-Vidakovic 2012]. Deze zijn daarom beide geëxludeerd.
Raadplegen van de experts in de werkgroep leidde tot de Cochrane review door Schouten [2019]. Deze review werd niet gevonden met de hierboven beschreven zoekstrategie, aangezien het geen populatie in de palliatieve fase betreft. In de meta-analyse die door deze auteurs is uitgevoerd, zit geen RCT die depressie rapporteerde.
GEEN EVIDENTIE | Over het effect van screening op depressie bij patiënten met depressie in de palliatieve fase kan geen uitspraak worden gedaan op basis van gerandomiseerde studies. |
Dit hoofdstuk is onderverdeeld in subhoofdstukken en/of paragrafen. Om de inhoud te kunnen bekijken, klikt u in de linkerkolom op de subhoofdstuk- en/of paragraaftitel.