Beleid

Behandeling van de oorzaak

  • Als er passagestoornissen optreden door druk van de tumor op het rectum kan mede afhankelijk van de algemene toestand van de patiënt een eindstandige colostomie met een slijmfistel aangelegd worden op het colon descendens. De indicatie hiertoe wordt sterk medebepaald door de uitbreiding van de tumor, de algemene toestand van de patiënt, zijn behandelwens en de levensverwachting. Deze ingreep heft echter de aanvallen van loze aandrang en de tenesmi niet op.
  • Bij een recidief endometrium- of cervixcarcinoom is bij niet-bestraalde patiënten lokale radiotherapie de eerste keus. Het is discutabel of vóór de bestraling een colostomie aangelegd moet worden. Het voordeel daarvan is tweeledig. In de eerste plaats kan dan lokaal een iets hogere dosis radiotherapie gegeven worden. In de tweede plaats kan door middel van de laparotomie beoordeeld worden of chirurgische verwijdering (c.q. debulking met meenemen van het rectum) tot de mogelijkheden behoort. Dit laatste zal de patiënt langer vrijwaren van de zeer hinderlijke klacht van loze aandrang. In geval van een tumor in bestraald gebied is overleg met een radiotherapeutisch centrum aangewezen; soms kan re-irradiatie enige verlichting geven.
  • Bij een radiotherapeutisch behandelde patiënte met endometriumcarcinoom kan in geval van een recidief een poging tot palliatie met hormonale therapie (medroxyprogesteron 500 mg per dag) of chemotherapie ondernomen worden. Daarbij dient te worden opgemerkt dat beide behandelingen in bestraald gebied zeer slechte resultaten laten zien. Bij het recidief ovariumcarcinoom gaat de voorkeur uit naar chemotherapie, of bij lokaal recidief naar radiotherapie. De kans op succes van chemotherapie is klein omdat het meestal gaat om chemotherapeutisch uitbehandelde ovariumcarcinomen.
  • Een lokaal doorgegroeid prostaatcarcinoom komt eigenlijk alleen voor na falen van hormonale therapie. Bij niet eerder lokaal bestraalde patiënten is radiotherapie aangewezen. Bij ernstige klachten kan een transanale resectie van de prostaat overwogen worden.

Medicamenteuze symptomatische behandeling

De volgende behandelingen worden toegepast:

  • ter bestrijding van spasmen van de sfincter ani:
  • clonazepam: startdosis 2 dd 0,5 mg p.o., om de 3 dagen ophogen met 0,5 mg per dag tot een onderhoudsdosis van 3 dd 1-2 mg p.o.
  • baclofen: startdosis 3 dd 5 mg p.o., op geleide van het effect op de spasmen iedere drie dagen verhogen met 3 dd 5 mg tot een maximum van 3 dd 25 mg
  • calciumantantagonisten: diltiazem: 3 dd 60 mg of ‘slow release' 1 dd 200 mg p.o. of nifedipine 2 dd 20 mg p.o.
  • ter bestrijding van oedeem van de plexus lumbosacralis: dexamethason 1 dd 4-8 mg
  • behandeling van nociceptieve en/of neuropathische pijn: zie richtlijn Pijn bij patiënten met kanker. Eventueel kan een intrathecale katheter worden overwogen.
  • behandeling van anorectale pijn: toediening van botulinetoxine A (totaal 20 units, 5 units in elk kwadrant) in de anale sfincter
  • blokkades: blokkade van plexus hypogastricus superior of ganglion impar, of zadelblok (mits er reeds sprake is van incontinentie voor urine en ontlasting c.q. de patiënt een AP en een UP heeft) (zie richtlijn Pijn bij patiënten met kanker)