Beleid

Behandeling van de oorzaak 

Indien mogelijk worden de onderliggende oorzaak en/of de beïnvloedende factoren behandeld:

  • behandeling van obstipatie
  • wijziging van medicatie met anticholinerge (bij)werking (indien mogelijk)
  • bij tumordoorgroei: operatie (transurethraal), radiotherapie, hormonale therapie (bij het prostaatcarcinoom) of chemotherapie
  • bij benigne prostaathypertrofie: medicamenteuze behandeling of transurethrale resectie
  • bij blaashalsstenose, urethrastrictuur, meatusstenose of phimosis: operatie

Niet-medicamenteuze symptomatische behandeling

Bij een acute retentie wordt gekatheteriseerd. Blijkt er weinig retentie te bestaan (≤500 ml) dan wordt de katheter weer verwijderd in de hoop dat de mictie weer op gang komt. Bij een retentie >500 ml is de blaasspier overrekt en is spontaan herstel niet direct te verwachten; de katheter blijft dan minstens twee dagen in situ. Indien behandeling van de oorzaak niet mogelijk is, wordt gekozen voor een verblijfskatheter.
In dit laatste geval wordt een suprapubische katheter overwogen indien de levensverwachting meer dan drie maanden is (zie paragraaf Blaaskatheterproblematiek). Een alternatief is intermitterende (zelf)katheterisatie.
Indien er sprake is van een ernstige intravesicale obstructie als gevolg van bijvoorbeeld een lokaal doorgegroeid prostaatcarcinoom of een urethrastrictuur kan urethrale katheterisatie moeilijk of zelfs onmogelijk zijn. In dat geval wordt gekozen voor een suprapubische katheter.

Medicamenteuze symptomatische  behandeling

Bij geringe obstructieve mictieklachten op basis van een blaashalsstenose of benigne prostaathypertrofie, kan gekozen worden voor een medicamenteuze behandeling met alfa-sympathicolytica (alfuzosine 1 dd 10 mg of tamsulosine 1 dd 0,4 mg).