Laboratoriumonderzoek
Uitgangsvraag
Wat is de bijdrage van laboratoriumonderzoek bij patiënten in de palliatieve fase met obstipatie?
Methode: evidence-based
Aanbevelingen
- Verricht alleen laboratoriumonderzoek bij patiënten in de palliatieve fase met obstipatie als er aanwijzingen zijn voor een behandelbare oorzaak (met name hypercalciëmie en hypothyreoïdie).
Onderzoeksvraag
Om de uitgangsvraag van deze module te beantwoorden is een systematische analyse van de literatuur gedaan. De onderzoeksvraag die hiervoor is onderzocht is PICO-gestructureerd en luidt:
Wat zijn de voor- en nadelen van laboratoriumonderzoek ten opzichte van alleen zelfrapportage?
P | Patiënten in de palliatieve fase met (verdenking op) obstipatie |
I | Laboratoriumonderzoek (calcium (hypercalciëmie) en schildklierfunctie (hypothyreoïdie)) |
C | Zelfrapportage |
O | Diagnostische accuratesse, patiënttevredenheid, negatieve consequenties van het laboratoriumonderzoek, kosten |
Zoeken naar wetenschappelijk bewijs
Op 6 november 2020 is in de databases Medline, Embase en de Cochrane Library gezocht naar wetenschappelijke literatuur. De zoekactie leverde na ontdubbelen 157 resultaten op. De volledige zoekactie is beschreven in bijlage "Zoekverantwoording'.
In- en exclusiecriteria
De literatuur is systematisch geselecteerd op basis van vooraf gestelde criteria. Deze criteria luiden als volgt:
- RCT´s, controlled clinical trials (CCT’s) en observationele studies;
- Patiënten (≥18 jaar) in de palliatieve fase met (verdenking op) obstipatie;
- De interventie bestaat uit bloedonderzoek (calcium (hypercalciëmie) of schildklierfunctie (hypothyreoïdie));
- De controle interventie bestaat uit zelfrapportage;
- De uitkomstmaten zijn gerapporteerd.
Literatuur is geëxcludeerd wanneer er geen kwalitatieve data werd gepresenteerd en wanneer er geen vergelijking tussen de verschillende diagnostische middelen was uitgevoerd.
De selectiecriteria zijn toegepast op de referenties verkregen uit de zoekactie. In eerste instantie zijn de titel en abstract van de referenties beoordeeld. Hiervan werden zeven referenties geïncludeerd voor de beoordeling op basis van het volledige artikel. Na de beoordeling van de volledige tekst is geen enkele studie definitief geïncludeerd voor de literatuuranalyse. In de exclusietabel in bijlage 'Zoekverantwoording' is de reden voor exclusie van zeven referenties toegelicht.
Resultaten
De literatuurzoektocht identificeerde geen enkele relevante gerandomiseerde, gecontroleerde of observationele studie die de meerwaarde van bloedonderzoek ten opzichte van alleen zelfrapportage evalueerde bij patiënten in de palliatieve fase met obstipatie
Geen GRADE | Er zijn geen studies gevonden waarin de voor- en nadelen van standaard bloedonderzoek (calcium en schildklier) zijn onderzocht bij patiënten in de palliatieve fase met (verdenking op) obstipatie. |
---|
Aanvullend onderzoek kan verricht worden om behandelbare oorzaken aan te tonen bij patiënten in de palliatieve fase met obstipatie. Het is de vraag of dit standaard moet gebeuren of alleen als erop basis van voorgeschiedenis, anamnese en lichamelijk onderzoek redenen zijn om aan een specifieke behandelbare oorzaak te denken. Daar kan met name gedacht worden aan hypercalciemie of een hypothyreoïdie.
Hypercalciëmie komt bij 30% van de patiënten met kanker voor, vaak in een vergevorderd stadium (IV) van de ziekte en voorspelt een slechte prognose (max 2-3 maanden). Het wordt het meest gezien bij longcarcinoom, multipel myeloom, niercelcarcinoom, mammacarcinoom en corolorectaal carcinoom. Minder frequent wordt het gezien bij hoofdhalstumoren, oesofaguscarcinoom, melanoom, cervix- en blaascarcinoom. In 1/3e van de gevallen ligt de hypercalciëmie niet ten grondslag aan de tumor maar is er een andere primaire oorzaak. De meest voorkomende symptomen van hypercalciëmie zijn polydipsie en polyurie, misselijkheid en braken. Bij ernstige hypercalciëmie wordt obstipatie gezien en er is dan vaak sprake van dehydratie [Zagzag 2018, Goldner 2016]. Raadpleeg zo nodig de richtlijn ‘Hypercalciëmie’ [IKNL 2010].
Voor het voorkomen van een hypothyreoïdie bij patiënten in de palliatieve fase is geen literatuur gevonden.
In een Delphi studie wordt door experts aangegeven dat er weinig bewijs is voor aanvullend onderzoek, maar men is desondanks van mening dat het wel zinvol is om glucose, serum calcium en TSH te bepalen. De aanbeveling is sterk en er is 100% overeenstemming [Serra 2020]. Ook Sobrado geeft in zijn studie aan dat laboratoriumonderzoek alleen is geïndiceerd bij specifieke klinisch verdenking [Sobrabo 2018]. Volgens de werkgroep is er geen relatie tussen obstipatie en verhoogde glucose waardes. Derhalve adviseren wij dit niet. Deze studies zijn overigens niet specifiek gericht op patiënten in de palliatieve fase.
Larkin geeft aan dat bij patiënten met een gevorderde maligniteit en obstipatie en een klinische verdenking op hypercalciëmie of schildklierproblematiek het serumcalcium of schildklierfunctie bepaald kan worden [Larkin 2018].
De werkgroep is van mening dat er geen bewijs is dat routinematig labonderzoek nuttig is bij patiënten in de palliatieve fase met obstipatie. Laboratoriumonderzoek is duur en belastend voor patiënten.
De werkgroep is van mening dat er bij obstipatie bij patiënten in de palliatieve fase alleen gericht laboratoriumonderzoek verricht moet worden als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- Er zijn op basis van de voorgeschiedenis, diagnose en/of op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek aanwijzingen voor een specifieke oorzaak van de obstipatie;
- De oorzaak is behandelbaar, mede in het licht van de wens en de levensverwachting van de patiënt.