Anamnese

Uitgangsvraag

Welke onderwerpen dienen aan bod te komen bij het afnemen van een anamnese bij patiënten in de palliatieve fase met obstipatie?

Methode: consensus-based

Aanbevelingen 

Bij patiënten in de palliatieve fase:

  • Vraag twee maal per week naar het ontlastingspatroon.
  • Neem bij verdenking op obstipatie een goede anamnese af. Vraag daarbij naar:
    • voorgeschiedenis van obstipatie, buikklachten, buikoperaties;
    • klachten duidend op obstipatie;
    • mate van symptoomlast/ernst van de klachten;
    • uitlokkende factoren van obstipatie;
    • verbeterende factoren van obstipatie;
    • gebruik van medicatie;
    • beleid tot nu toe en het effect daarvan;
    • psychosociale en existentiële factoren.

Voor deze uitgangsvraag is geen systematisch literatuuronderzoek verricht.

Er is geen literatuur gevonden specifiek voor de onderbouwing van de anamnese van patiënten in de palliatieve fase met obstipatie. Wel wordt in meerdere artikelen de anamnese inhoudelijk beschreven.
Uit het onderzoek van Johanson komt naar voren dat persen bij defecatie, gasvorming en harde ontlasting het meest frequent voorkomen als klacht (respectievelijk bij 79%, 74% en 71%); ander veel voorkomende symptomen zijn opgeblazen gevoel, buikklachten, minder frequente defecatie, gevoel van onvolledige lediging, rectale pijn en urgeklachten [Johanson 2007].
In de palliatieve fase is het zinvol regelmatig navraag te doen naar klachten van obstipatie.
Larkin geeft aan dat alle patiënten met een gevorderde maligniteit frequent naar het defecatiepatroon moet worden gevraagd [Larkin 2018]. Er wordt geen frequentie aangegeven. De werkgroep is van mening dat het aanbeveling verdient ten minste twee keer per week naar obstipatie klachten te vragen.
In een fase van toenemende afhankelijkheid of bedlegerigheid kan obstipatie leiden tot ontluisterende situaties. De werkgroep is van mening dat bij de anamnese ook aan deze aspecten aandacht moet worden besteed.

De werkgroep is van mening dat het aanbeveling verdient om bij patiënten in de palliatieve fase regelmatig te vragen naar het ontlastingspatroon. Bij verdenking op obstipatie wordt een goede anamnese afgenomen. Dit is de basis voor de diagnose obstipatie. Het is weinig belastend voor de patiënt.

Een goede anamnese bij obstipatie bestaat uit het vragen naar:

  • voorgeschiedenis van obstipatie, buikklachten, buikoperaties;
  • klachten duidend op obstipatie:persen bij defecatie, gasvorming, harde ontlasting, buikklachten (pijn, opgezette buik), frequentie (laatste defecatie, vergelijking met voorheen), gevoel van onvolledige lediging, rectale pijn, loze aandrang, urge, incontinentie, harde, brijige of juist dunne ontlasting (dunne ontlasting kan een uiting zijn van paradoxale diarree), bijmenging van bloed of slijm, handmatig verwijderen van ontlasting; 
  • mate van symptoomlast/ernst van de klachten:
    • het verloop en de duur van de klachten;
    • hoe lang bestaan de klachten die bij obstipatie horen al (uren/dagen/weken)?
    • zijn deze klachten altijd aanwezig, altijd even erg en hoe lang houden de klachten meestal aan?
    • wanneer is er voor de laatste keer ontlasting en urineproductie geweest?
  • uitlokkende factoren van obstipatie (zie Definitie en oorzaken):
    • waardoor ontstaan de klachten of worden ze erger?
      Denk aan behandeling, gebrek aan privacy, medicijngebruik, drukte, andere lichamelijke klachten als urine-incontinentie of kleine beetjes plassen bij blaasretentie, conditie(bedlegerig), anorexie. 
  • verbeterende factoren van obstipatie:
    • waardoor verminderen de klachten of verdwijnen ze?
      Denk aan goede toiletgang, privacy, frisse lucht, aangepast toilet/postoel, goede houding, massage van de buik, ontspanning, voldoende vocht en vezels, lichaamsbeweging, voorlichting.
  • gebruik van medicatie (zie Definitie en oorzaken);
  • beleid tot nu toe:
    • wat is geprobeerd om de obstipatie te verminderen en wat is het effect daarvan?
    • welke behandeling en zorg worden nu nog gegeven?
    • worden er laxeermiddelen gebruikt? Zo ja, in welke dosering en wat is het resultaat?
  • psychosociaal en spiritualiteit:
    • hoe is de stemming (bijv. angstig, verdrietig, blij, somber, wanhopig)?
    • ervaart de patiënt voldoende steun (uit omgeving)?
    • welke betekenis wordt aan de obstipatie gegeven? 
      Denk aan schaamte, teken van naderend sterven, gevoel van afhankelijkheid of machteloosheid, gevolgen voor kwaliteit van leven; angst/stress rondom defecatie.