Screening en meetinstrumenten

 

Uitgangsvraag

Welke strategie is zinvol voor de signalering en de meting van vermoeidheid bij patiënten met kanker in de palliatieve fase?

Methode: Consensus-based (geen systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd)

Aanbevelingen

Bij patiënten met (vermoeidheid bij) kanker in de palliatieve fase:

  • Signaleer de aanwezigheid van vermoeidheid; overweeg hiervoor de Lastmeter als signaleringsinstrument te gebruiken of maak gebruik van het Utrecht Symptoom Dagboek.
  • Signaleer vermoeidheid en bespreek de gemeten vermoeidheid met de patiënt:
    • gedurende en na afloop van anti-tumor therapie;
    • op momenten dat progressie van de kanker wordt aangetoond;
    • rond de overdracht van een patiënt naar een andere setting.
  • Gedurende de perioden dat de ziekte stabiel is zonder therapie, kan doorgaans volstaan worden met laagfrequente controles.
  • Overweeg het gebruik van een vragenlijst voor de beoordeling van de dimensies en de mate van vermoeidheid, zoals de Multidimensionele Vermoeidheidsindex (MVI) of de Checklist Individuele Spankracht (CIS). Een score ≥35 op de subschaal ernst van vermoeidheid van de CIS wordt gehanteerd als cut-off voor ernstige vermoeidheid.

Inleiding

Gezien de grote impact die vermoeidheid heeft tijdens zowel de periode van ziektegerichte, als die van symptoomgerichte- en terminale palliatie is signalering en diagnostiek van groot belang om te komen tot een tijdige en gerichte aanpak om de vermoeidheid te verminderen dan wel beter met de vermoeidheid om te leren gaan. Het signaleren van vermoeidheid kan in het gesprek met de patiënt, maar ook met behulp van gevalideerde meetinstrumenten. De ernst van de vermoeidheid is een subjectieve beleving, waarvoor gevalideerde meetinstrumenten voorhanden zijn.

Literatuurbespreking

Signalering van vermoeidheid

In Nederland wordt de Lastmeter gebruikt als signaleringsinstrument voor het meten van last in het algemeen en vervolgens voor het herkennen van de onderliggende oorzaken voor die last, zoals vermoeidheid. Ook kan gebruik gemaakt worden van het Utrecht Symptoom Dagboek (0-10 numerieke schaal), een Nederlandse bewerking van de Edmonton Symptom Assessment Scale [Chang 2000], voor de signalering en monitoring van vermoeidheid (zie Algemene principes van palliatieve zorg en Kwaliteitskader palliatieve zorg Nederland). In het Kwaliteitskader palliatieve zorg Nederland wordt ook de Brief Fatigue Inventory genoemd voor de signalering van vermoeidheid. De Nederlandstalige versie van dit instrument is echter niet gevalideerd en wordt daarom niet geadviseerd in deze richtlijn. De werkgroep heeft geen systematisch literatuuronderzoek verricht. Voor de onderliggende literatuur van de Lastmeter en het Utrecht Symptoom Dagboek wordt verwezen naar het Kwaliteitskader palliatieve zorg Nederland waar deze meetinstrumenten zijn opgenomen. De National Comprehensive Cancer Network (NCCN) adviseert vermoeidheid bespreekbaar te maken bij een score >0 op een 0-10 schaal [NCCN 20171]. Een score voor vermoeidheid ≥4 in het Utrecht Symptoom dagboek wijst op ten minste matige vermoeidheid [Oldenmenger 2013]. 

Diagnostiek bij vermoeidheid

Er zijn twee Nederlandstalige en gevalideerde meetinstrumenten voorhanden, namelijk de Multidimensionele Vermoeidheidsindex (MVI) en de Checklist Individuele Spankracht (CIS). De werkgroep heeft zich tot deze meetinstrumenten beperkt voor de beoordeling van de psychometrische eigenschappen.

De Multidimensionele Vermoeidheidsindex (MVI) met bijbehorende Scoringstool.
De MVI bestaat uit 20 stellingen die ieder op een 5-punts Likert schaal worden beantwoord. De stellingen behoren bij vijf verschillende subschalen (4 stellingen per subschalen): algemene vermoeidheid, fysieke vermoeidheid, verminderde activiteit, verminderde motivatie en mentale (cognitieve) vermoeidheid. De score per subschaal varieert tussen 4 en 20 (geen tot extreme vermoeidheid). De MVI is in Nederland ontwikkeld door Smets [Smets 1995]. De psychometrische eigenschappen van dit instrument zijn bestudeerd in een groep van 111 patiënten met kanker, 395 patiënten met chronisch vermoeidheidssyndroom, 481 eerstejaars psychologiestudenten, 158 studenten geneeskunde, 46 artsen in opleiding en 316 soldaten. Factoranalyse steunde het model met vijf subschalen met een ‘adjusted goodness of fit index’ van 0.96. De interne consistentie was goed voor alle subschalen met een Cronbach’s alpha variërend tussen 0.66 en 0.93, behalve voor de schalen verminderde motivatie en verminderde activiteiten bij een groep leger recruiten. Het discriminerend vermogen van de MVI en de aparte schalen was voldoende om de groepen te onderscheiden.

De Checklist Individuele Spankracht (CIS)
De CIS bestaat uit 20 items verdeeld over vier subschalen: 8 items over de ernst van vermoeidheid, 3 items voor activiteiten, 5 betreffen concentratie en 4 items betreffen motivatie, allen op een 7-punts Likert schaal te beantwoorden. De psychometrische eigenschappen van dit instrument werden door Worm-Smeitink bestudeerd in een groep van 2288 Nederlanders, 322 kanker ‘survivors’ en 1407 patiënten met chronisch vermoeidheidssyndroom [Worm-Smeitink 2017]. Factoranalyse in de eerste groep leverde de vier subschalen met een totaal verklaarde variantie van 73.4%. De interne consistentie van de subschalen was hoog met Cronbach’s alpha variërend tussen 0.84 voor de subschaal motivatie en 0.94 voor de subschaal ernst van vermoeidheid. Een score ≥35 op de subschaal ernst van vermoeidheid was gerelateerd aan ernstige vermoeidheid, met een sensitiviteit van 0.98 en een specificiteit van 0.83.

Experts zijn van mening dat de Lastmeter en het Utrecht Symptoom Dagboek bruikbaar zijn om te screenen op vermoeidheid. [IKNL, Palliactief 2017]

De Multidimensionele Vermoeidheidsindex (MVI) en de Checklist Individuele Spankracht (CIS) zijn goed gevalideerde Nederlandstalige instrumenten voor de verdere beoordeling van de betrokken dimensies en de ernst van vermoeidheid. [Worm-Smeitink 2017, Smets 1995]
 

De werkgroep adviseert te screenen op vermoeidheid gedurende en na afloop van anti-tumor therapie, op momenten dat progressie van de kanker wordt aangetoond en rond de overdracht van een patiënt naar een andere setting. Gedurende de perioden dat de ziekte stabiel is zonder therapie, kan doorgaans volstaan worden met laagfrequente controles. In geval van vermoeidheid adviseert de werkgroep een aanvullende beoordeling van de ernst van de vermoeidheid met een gevalideerde vragenlijst, de MVI of de CIS. Deze instrumenten geven ook meer inzicht welke dimensies van vermoeidheid bijdragen aan de algeheel ervaren vermoeidheid en de gevolgen voor activiteit en motivatie. Voor het inventariseren van de gevolgen van de vermoeidheid voor het functioneren zijn de CIS en MFI niet toereikend. Deze gevolgen kunnen in de anamnese worden vastgesteld, (zie Diagnostiek - Anamnese, lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek).