Vóórkomen
Empirische gegevens over de omvang van de praktijk van palliatieve sedatie1
In 2005, 2010 en 2015 overleden in Nederland respectievelijk 136.402, 136.058 en 147.134 personen [CBS 2021]. Continue palliatieve sedatie tot aan het overlijden werd in 2005 toegepast bij 8,2% van de sterfgevallen, in 2010 gebeurde dit bij 12,3% en in 2015 bij 18,3% van de sterfgevallen. Palliatieve sedatie vindt dus steeds vaker plaats.
De grootste stijging heeft plaatsgevonden in de leeftijdscategorie boven de 80 jaar: in 2005 werd in deze groep bij 6,2% van de sterfgevallen palliatieve sedatie toegepast, in 2010 bij 9,7% en in 2015 bij 16,2%. Ook bij patiënten met kanker heeft een relatief grote stijging plaatsgevonden: in 2005 werd palliatieve sedatie toegepast bij 13,2% en in 2015 bij 28,9% van de patiënten die overleden aan kanker. Palliatieve sedatie werd in 2015 toegepast bij 10% van de patiënten die overleden aan hart- en vaatziekten. In 2015 werd bij 4,9% van de patiënten die overleden aan een longziekte palliatieve sedatie toegepast, bij patiënten die overleden aan een neurologische ziekte was dit 12,2% [Rietjens 2019].
In 2015 werd de beslissing tot het toepassen van palliatieve sedatie in 55% van de gevallen genomen door de huisarts, in 24% van de gevallen door de klinisch werkend specialist en in 21% van de gevallen door de specialist ouderengeneeskunde [Rietjens 2019]. In 21% van de gevallen van palliatieve sedatie werd een gespecialiseerd team palliatieve zorg geconsulteerd. Meestal gebeurde dit in de maand voorafgaand aan het sterven van de patiënt [Rietjens 2019].
Als sedativum werd bij 93% van de uitgevoerde palliatieve sedaties gebruik gemaakt van benzodiazepines. Voeding en/of toediening van vocht werd gestaakt bij 91% van de patiënten [Rietjens 2019].
Symptomen waarbij palliatieve sedatie wordt ingezet1
De meest voorkomende symptomen waarbij palliatieve sedatie wordt ingezet zijn kortademigheid, agitatie of een delier en pijn. De indicatie vermoeidheid wordt in enkele onderzoeken, alle na 2010, genoemd. Psychische nood als indicatie voor palliatieve sedatie wordt voor 2008 maar enkele keren genoemd in onderzoeken. Vanaf 2018 tot heden wordt de indicatie vermeld in negen onderzoeken, waarbij de percentages variëren van 0 tot 32%. Angst als indicatie voor palliatieve sedatie wordt genoemd in zes onderzoeken tussen 2001 en 2015 waarbij de percentages varieerden tussen de 0 en 27%. Er is een duidelijke trend naar toename van inzet van palliatieve sedatie bij symptomen zoals angst, onrust en psychische nood [Heijltjes 2020].
Het is niet duidelijk in hoeverre de omvang van de praktijk van palliatieve sedatie in Nederland vergelijkbaar is met die in andere landen. Het is de commissie gebleken dat het om uiteenlopende redenen (verschillende definities, beperkte (internationale) onderzoeksgegevens die voorhanden zijn) niet goed mogelijk is om nationale gegevens te vergelijken met internationale bevindingen en daarmee gedegen en éénduidig de omvang van de (internationale) praktijk van palliatieve sedatie in kaart te brengen. In een recent artikel van Heijltjes et al. wordt hiertoe wel een aanzet gedaan [Heijltjes 2020].
1 De beschikbare literatuur betreft voornamelijk continue palliatieve sedatie.