Laboratorium onderzoek

Laboratoriumonderzoek is alleen zinvol als dit consequenties heeft voor de besluitvorming rond behandeling en toediening van vocht.
Bij laboratoriumonderzoek kunnen de volgende afwijkingen gevonden worden (als gevolg van dehydratie of als uiting van de oorzaak ervan):

  • nierfunctiestoornissen als gevolg van verminderde doorbloeding van de nier (prerenale nierinsufficiëntie); hierbij is het serumureum sterker verhoogd dan het serumkreatinine
  • elektrolytstoornissen, met name verlaagd of verhoogd serumnatriumgehalte (hypo/hypernatriëmie); afhankelijk van de oorzaak van dehydratie kan er ook sprake zijn van een verlaagd of verhoogd serumkaliumgehalte of van stoornissen in het zuur-base-evenwicht; bij hypercalciëmie als oorzaak van dehydratie wordt een verhoogd serumcalciumgehalte gevonden (zie richtlijn Hypercalciëmie)
  • lage natriumconcentratie in de urine (<20 mmol/l) (NB bij renale oorzaken van dehydratie kan de natriumconcentratie in de urine juist verhoogd zijn)
  • hoog soortelijk gewicht van de urine
  • verhoogd hematocriet
  • verhoogd serumeiwit/-albumine
  • hyperglykemie bij ontregelde diabetes mellitus

Een probleem bij de interpretatie van een deel van bovengenoemde laboratoriumbevindingen is dat preëxistente waardes verlaagd kunnen zijn:

  • verlaagd serumkreatinine ten gevolge van afgenomen spiermassa
  • verlaagd serumureum door verminderde functie van de lever
  • verlaagd hematocriet door anemie
  • verlaagd serumeiwit in samenhang met leverfunctiestoornissen en/of metabole afwijkingen bij het anorexie-cachexie syndroom

Dit impliceert dat de uitslagen van het laboratoriumonderzoek binnen de normaalwaardes kunnen vallen terwijl er toch sprake is van dehydratie. Vergelijking met eerdere laboratoriumuitslagen (indien aanwezig) is daarom van groot belang.