Stappenplan

Diagnostiek

  1. Anamnese en lichamelijk onderzoek.
  2. Laboratoriumonderzoek ter vaststelling van dehydratie, de oorzaak en/of ernst daarvan en van elektrolytstoornissen (alleen indien dit consequenties heeft voor de besluitvorming rond behandeling en toediening van vocht).
  3. Inventariseren van de wensen van de patiënt en de naasten.

Beleid

  1. Algemene maatregelen (onafhankelijk van de uitkomst van de besluitvorming):
    • optimale lichaamsverzorging
    • goede mondverzorging
    • indien mogelijk: staken of wijzigingen van medicatie (o.a. diuretica, middelen met anticholinerge (bij)werking, opioïden)
  2. Besluitvorming rond het te volgen beleid, waarbij een afweging gemaakt wordt van verschillende factoren:
    • het al dan niet bestaan van een reversibele en/of behandelbare oorzaak van de dehydratie
    • de snelheid van ontstaan van het vochttekort
    • het bestaan van dorst en andere symptomen die verband (kunnen) houden met dehydratie
    • de verwachte invloed van vochttoediening op de kwaliteit van leven (positief effect, geen effect of negatief effect)
    • haalbaarheid en wenselijkheid van vochttoediening
    • de levensverwachting van de patiënt
    • de wens van de patiënt en diens naasten
  3. Indien wordt besloten tot behandeling van de dehydratie:
    • behandeling van de oorzaak, bijv. van braken, diarree, bloeding, hyperglykemie, hypercalciëmie, diabetes insipidus (indien mogelijk en zinvol)
    • toediening van vocht
      • oraal (als patiënt in staat is om te drinken): kraanwater of orale rehydratievloeistof
      • via neussonde of PEG-katheter: bij mechanische of neurologische passagestoornissen van keel, slokdarm of maag: kraanwater, orale rehydratievloeistof en/of sondevoeding
      • intraveneus via perifeer infuus of centrale lijn: 0,9% NaCl 1000-2000 ml/24 uur ter aanvulling van bestaande tekorten, 500-2000 ml/24 uur als onderhoud, evt. met toevoeging van KCl 30 mmol/l.
      • subcutaan (hypodermoclyse): 0,9% NaCl 500-2000 ml/24 uur