Rol zorgverleners

Uitgangsvraag

Wat is de rol van arts en verpleegkundige versus de rol van gespecialiseerde zorgverleners op het gebied van zingeving en spiritualiteit?

Methode: Consensus-based

Aanbevelingen

Beoordeel als arts of verpleegkundige of u in staat bent om de vereiste aandacht en eventueel begeleiding te geven op het gebied van zingeving en spiritualiteit. Verwijs naar een gespecialiseerde zorgverlener (geestelijk verzorger, medisch maatschappelijk werker of psycholoog) als de patiënt daar behoefte aan heeft en u de vereiste tijd en deskundigheid mist en/of er sprake is van een spirituele crisis.

Voor alle zorgverleners gelden de volgende aanbevelingen:

  • Neem de volgende voorwaarden in acht met betrekking tot het verlenen van spirituele zorg:
    • Sta open voor de spirituele dimensie in uzelf.
    • Neem nu en dan echt tijd (de patiënt uit diepere vragen niet wanneer de zorgverlener haast lijkt te hebben).
    • Zet de doelen en behoeften van de patiënt voorop.
    • Respecteer de grenzen van uw professie en uzelf.
    • Respecteer de patiënt met zijn/haar cultuur, geloof of levensbeschouwing.
  • Creëer de volgende sfeer met betrekking tot het verlenen van spirituele zorg:
    • Straal rust uit.
    • Bied veiligheid en een vertrouwensrelatie (compassie).
    • Wees aanwezig in het hier en nu, zonder u op te dringen.
    • Maak het noch te licht, noch te zwaar.
    • Wees gewoon uzelf en praat van mens tot mens.
  • Pas de volgende punten toe met betrekking tot het proces van het verlenen van spirituele zorg:
    • Stem af op de wensen en behoeften van de patiënt en zijn naasten, in elke fase opnieuw.
    • Toon oprechte belangstelling en aandacht voor de beleving van de patiënt, vraag door vanuit echte interesse.
    • Luister en kijk aandachtig, stel open vragen.
    • Neem een open houding aan, reageer vanuit empathie.
    • Schort ieder oordeel op: geef de ander de gelegenheid om de zoektocht of worsteling op eigen wijze vorm te geven.
    • Wees bereid over uw eigen grenzen heen te kijken (stel u open voor nieuwe ervaringen met betrekking tot andere geloven en culturen).
    • Breng eigen adviezen en oplossingen op het juiste moment in; niemand wil gered worden. Het gaat erom dat iemand in contact komt met zijn eigen kracht.
    • Vat boosheid en verwijten die gemaakt worden niet persoonlijk op: ze kunnen voortkomen uit angst en verdriet.
    • Blijf beschikbaar voor patiënt en naasten, ook als er niets meer ‘gedaan’ kan worden of mensen zorg weigeren.

Ter informatie

Klik hier voor een informatiefilmpje over het diamantmodel (Ars Moriendi model) zoals dat genoemd is in deze richtlijn.

Samenvatting literatuur

Bij deze uitgangsvraag is geen systematisch literatuuronderzoek verricht omdat er verwacht werd geen studies te vinden die antwoord geven op de vraag, specifiek voor de Nederlandse situatie. Er worden dan ook geen conclusies vermeld. De aanbevelingen zijn uitsluitend gebaseerd op overwegingen die zijn opgesteld door de werkgroepleden op basis van kennis uit de praktijk en waar mogelijk onderbouwd door niet systematisch literatuuronderzoek.

Bij het afgrenzen van de rol van de arts en verpleegkundige versus de rol van gespecialiseerde zorgverleners (geestelijk verzorger, medisch maatschappelijk werker of psycholoog) kan gebruik gemaakt worden van het zogenaamd ABC-model (zie ook Tabel 1) [Leget C 2010]:

A: Aandacht

Aandacht voor spirituele vragen en behoeften vraagt van de zorgverleners een aandachtige houding van aanwezig zijn. Patiënten zijn kwetsbaar en hulpbehoevend: zij moeten zich op veel terreinen bloot geven aan zorgverleners. Daarom is het van belang een veilige sfeer te creëren. Natuurlijk steunt goede hulpverlening van artsen en verpleegkundigen primair op medische, respectievelijk verpleegkundige competenties. Maar spirituele zorg vraagt ook de inzet van het mens zijn. Goede zorg vraagt een receptieve, zorgzame houding, die blijk geeft van openheid en gevoeligheid voor de ervaringen van mensen. Alleen dan kunnen de duidingen die patiënten zelf geven – de betekenislagen – goed waargenomen worden (zie module In Gesprek).

Evenals de patiënt is ook de zorgverlener een persoon met een eigen verleden en eigenaardigheden. Door zelfobservatie en zelfreflectie kan de zorgverlener zich bewust worden van de eigen reacties en de gevolgen hiervan op de interactie met de patiënt. Dit kan helpen om verkeerde interpretaties van de signalen van de patiënt te voorkomen. De mate waarin een zorgverlener in staat is de eigen onmacht of angst te voelen en ermee om te gaan, heeft invloed op het aanwezig kunnen zijn bij de onmacht of angst van de patiënt. Regelmatige zelfobservatie en zelfreflectie, bijvoorbeeld in de vorm van intervisie of supervisie, zijn daarom aan te bevelen.|
Voor de zorgverlener is het niet alleen van belang de eigen emoties te onderkennen en te hanteren. Om bij spiritualiteit stil te kunnen staan moet u er zelf voor open kunnen staan. Voordat zorgverleners goed naar anderen kunnen luisteren, moeten ze eerst in staat zijn om te horen wat zich in hun eigen innerlijk afspeelt. Gesprekken over spiritualiteit kunnen diep van binnen raken. Patiënten voelen vaak goed aan met wie ze iets wel of niet kunnen bespreken. Meer dan bij de andere dimensies van zorg is de persoon van de zorgverlener bepalend voor wat de patiënt vertelt. Wanneer een patiënt het gevoel heeft dat een zorgverlener geen antenne heeft voor deze dimensie van zorg, is de kans groot dat de patiënt zich op dit punt niet zal uiten. Zorgverleners die alles loodzwaar en ernstig nemen kunnen verkeerd afstemmen. Er wordt in dit verband wel gesproken van het belang van ‘verdunde ernst’: de kunst om serieuze zaken bijvoorbeeld tussen neus en lippen te bespreken. Door ernstige thema’s met alledaagsheid te ‘verdunnen’ wordt het gemakkelijker om ze ter sprake te brengen. Ook humor kan op een fantastische manier de sfeer verlichten doordat het de intensiteit van het stervensproces doorbreekt. Gebruik humor wel vaardig en zo mild mogelijk!

Alledaagse bronnen of levensbeschouwing als interpretatiekader

Wanneer een zorgverlener in contact komt de levensvragen van een patiënt, is het van belang om deze vragen te kunnen plaatsen in een kader. Een kader biedt de zorgverlener steun en maakt de communicatie en overdracht eenvoudiger. Het meest voor de hand liggende kader voor zingeving is opgebouwd uit de rollen die iemand in het dagelijks leven vervult (partner, vader, moeder, kind, professional, lid van een voetbalclub, kerkganger). Met betrekking tot alledaagse bronnen van inspiratie en kracht spreekt men wel van ‘alledaagse spiritualiteit’.

Daarnaast bieden religieuze en levensbeschouwelijke tradities van oudsher belangrijke kaders om spirituele vragen te verstaan en te interpreteren. Het is goed te beseffen dat bij iedere levensbeschouwing vele richtingen zijn te onderscheiden (zie bijlage 11). Bovendien is er verschil in de mate waarin de aanhangers ‘er wat aan doen’. En ook levensbeschouwingen als atheïsme, agnosticisme en humanisme zijn relevant voor de beleving van zin in de laatste levensfase. Daarbij komt het niet zelden voor dat mensen tijdens een ernstige ziekte levensbeschouwelijke waarden herontdekken die ze van huis uit hebben meegekregen.

Spiritualiteit is een dynamisch begrip en er zijn vele processen mogelijk. Welk proces er ook plaatsvindt, een houding van acceptatie en respect voor iemands levensovertuiging is voor iedereen belangrijk. Dit doet mensen goed en komt nog vóór kennis over bijvoorbeeld rituelen van de betreffende levensbeschouwing.

Het is de kunst om uzelf als zorgverlener op te stellen als een betrokken, geïnteresseerde, maar zeer bescheiden bezoeker. Het is van groot belang nooit een mening over allerlei gebruiken te ventileren maar ondersteuning te bieden. Als de patiënt daarvoor ruimte geeft, hoeft een persoonlijk gesprek echter niet uit de weg gegaan te worden. Wees u er daarbij van bewust dat in het proces van het zoeken naar een nieuwe balans de patiënt ook kan shockeren, tegendraads kan zijn, het omgekeerde kan zeggen van wat hij denkt (boosheid, wanhoop, angst enz.).

Hoewel religieuze tradities nog steeds voor velen de rol van zingevingskader vervullen, is er een toenemende groep patiënten die geen binding met een religie heeft. Ook zijn er steeds meer patiënten die elementen uit verschillende levensbeschouwelijke tradities halen en hier hun eigen levensbeschouwing uit samenstellen.

B: Begeleiding

De categorieën ‘Aandacht’ en ‘Begeleiding’ lopen in elkaar over. Het grote verschil tussen beide is echter dat aandacht in iedere situatie van belang is voor iedere zorgverlener, terwijl begeleiding een stap verder gaat en alleen plaatsvindt wanneer de patiënt dit op prijs stelt. Anders gezegd: aandacht voor de dimensie van levensvragen en het aanbieden van begeleiding horen gewoon bij goede zorg, maar begeleiding mag nooit opgedrongen worden.

Het doorleven van de existentiële worsteling is een belangrijke stap in het vinden van een nieuw psychisch en spiritueel evenwicht dat de patiënt in staat stelt om met het naderende levenseinde om te gaan. Een existentiële worsteling dient dan ook niet vermeden of onderdrukt te worden. Omdat het om een heel persoonlijk en uniek proces van de patiënt gaat, is het belangrijk dat de patiënt zelf kan bepalen wanneer hij er toe in staat is om de confrontatie met de doodsdreiging aan te gaan. Het stellen van goede vragen door de zorgverlener kan helpen om naar dat moment toe te groeien. Tevens is het belangrijk dat de patiënt tijd en ruimte heeft om de worsteling op zijn eigen wijze te verwerken.

Alle zorgverleners, kunnen vanuit hun eigen professie een rol spelen bij de begeleiding van spirituele zorg. Er is een zekere mate van scholing nodig om dit kundig te doen. Deze richtlijn kan die scholing niet vervangen. Wel geeft deze richtlijn aan met welke zaken men rekening dient te houden.

Begeleiding in spirituele zorg bestaat uit het in gesprek gaan met de patiënt over de zaken die hem bezig houden, in relatie tot het eigen medische of verpleegkundige handelen. Hierop zijn de onder A (A: Aandacht) geformuleerde algemene aanbevelingen voor het verlenen van spirituele zorg van toepassing. Daarbij is het in het kader van begeleiding voor artsen en verpleegkundigen van belang kennis te hebben van het spirituele proces waarin patiënten kunnen verkeren of vastlopen. Tegen die achtergrond kan de zoektocht of worsteling van de patiënt gevolgd worden en gesignaleerd worden wat er speelt. Zo nodig kan doorverwezen worden naar een geestelijk verzorger, die zingeving en spiritualiteit als eerste referentiekader heeft, als dit aangewezen is naar eigen inschatting of die van de patiënt of naasten. Hoewel psychologen en maatschappelijk werkers hun eigen eerste psychosociale referentiekader hebben, liggen ook in hun vakgebied talloze aanknopingspunten voor spirituele zorg.

Sommige patiënten kunnen behoefte hebben aan steun in de vorm van gesprekken, teksten of non-verbale vormen van communicatie zoals rituelen, muziek en het gebruik van voorwerpen met een symbolische lading of bijzondere betekenis, om uitdrukking te geven aan dat waar geen woorden voor zijn. Geestelijk verzorgers zijn toegerust om op deze behoeften in te spelen. Daarnaast kunnen zij, evenals sommige psychologen, gebruik maken van andere technieken zoals meditatieoefeningen of visualisatietechnieken.

C: Crisisinterventie

Zie module Herkennen van crisis over hoe te handelen wanneer een spirituele crisis wordt vermoed.

Tabel 1). HET ABC-MODEL

Opgemerkt moet worden dat de lijnen van dit schema in de praktijk niet altijd even scherp te trekken zijn.

    Arts en verpleegkundige Medisch maatschappelijk werker, psycholoog Geestelijk verzorger
  Primaire focus, ingang en referentiekader Somatisch

Psychisch
Sociaal

Spiritueel
A

Aandacht
(altijd)

Luisteren, ondersteunen, onderkennen, verkennen* Luisteren, ondersteunen, onderkennen, verkennen* Luisteren, ondersteunen, onderkennen, verkennen*, duiden (representeren) en verbinden
B

Begeleiding
(met instemming van patiënt)

Zoektocht volgen, doorverwijzen, in kaart brengen* Zoektocht volgen, doorverwijzen (→), in kaart brengen* Zoektocht volgen (←) doorverwijzen, in kaart brengen*, interpreteren en wegen*
C Crisisinterventie
(indien aangewezen)
Signaleren, doorverwijzen Onderkennen, begeleiden, behandelen, doorverwijzen (→)

Onderkennen, begeleiden, soms: behandelen,

(←) doorverwijzen, interpreteren en wegen*

* Zie (diagnostische) instrumenten in Diagnostiek

Tabel 1: Vormen van spirituele zorg [Leget C, 2010]

Opmerkingen/uitleg bij tabel 1:

  • Het spreken over een primaire focus, ingang en referentiekader is niet exclusief bedoeld om werkdomeinen te scheiden, maar louter ter onderscheiding. Het gaat daarbij om die dimensie van zorg waarvoor een discipline de eindverantwoordelijkheid heeft en bijzondere expertise bezit. Binnen de palliatieve zorg is multidisciplinair werken (met onderlinge consultatie), maar liefst interdisciplinair werken, altijd aangewezen.
  • Iedere discipline roept een eigen werkelijkheid (‘wereld') op die een andere uitwerking heeft op de patiënt. Dit heeft invloed op wat een patiënt vertelt aan resp. de verpleegkundige, arts, psycholoog of geestelijk verzorger.
  • Iedere discipline heeft ook haar eigen discipline-gebonden wijze van begeleiden: eigen repertoire en rol t.a.v. de patiënt.
  • Geestelijk verzorgers roepen door hun aanwezigheid een andere reactie op dan artsen of verpleegkundigen. Ze representeren een dimensie van zingeving. Vanuit een levensbeschouwelijke achtergrond kunnen geestelijk verzorgers ook nog andere werkelijkheden representeren, zoals een kerkgemeenschap of God. Ook kenmerkend voor het werk van geestelijk verzorgers is de dimensie van verbinden (van het unieke levensverhaal met passende beelden, symbolen, rituelen, verhalen, gedichten). Dit vergt eigen competenties naast het met andere disciplines gedeelde ‘luisteren, ondersteunen, onderkennen, begeleiden, behandelen'.
  • Luisteren en onderkennen (zie A in de tabel) zijn altijd aangewezen omdat ze in zichzelf zinvol zijn, maar dienen tevens ter preventie van crisis.
  • In deze tabel zijn de vrijwilligers in de palliatieve terminale zorg en hun coördinatoren niet genoemd. Niettemin kunnen ook zij een belangrijk aandeel hebben in het verlenen van spirituele zorg. Vrijwilligers zijn er voor de stervende en diens naasten door met tijd, aandacht en ondersteuning hun steentje bij te dragen aan de laatste levensfase van een ander. Zij staan minder onder tijdsdruk en de druk van het professionele zorgsysteem. Daardoor beschikken zij soms over waardevolle informatie voor professionele zorgverleners.