Prevalentie
De prevalentiecijfers voor angst in de palliatieve fase lopen zeer uiteen. De verklaring hiervoor is o.a. dat angst wordt gemeten met verschillende meetinstrumenten en afkapwaarden en het al dan niet includeren van angststoornissen. Daarnaast worden er verschillende concepten van angst gemeten waardoor een precieze prevalentie niet valt te geven. Daarbij komt dat in de DSM-5 angststoornissen op een andere manier zijn gedefinieerd dan in de DSM IV [American Psychiatric Association 2014 en 1994].
In een studie naar angst bij patiënten met een ongeneeslijke ziekte werd een prevalentie van 24% gevonden [Antunes 2020]. Angst werd gevonden bij 22-65% van de patiënten met kanker in de palliatieve fase [Delgado-Guay 2009, Salvo 2012, Kolva 2011]. In een systematische review naar symptoomprevalentie bij patiënten met kanker in de palliatieve fase werd een percentage van 30% gevonden [Teunissen 2007].
Angst bij patiënten met COPD werd vastgesteld bij 40-90% [Panagioti 2017, Hardin 2008], bij patiënten met ALS bij 68% [Chen 2015] en bij patiënten met hartfalen bij 25% [Cully 2009].
In een meta-analyse van zes studies werd geen verschil gevonden tussen de prevalentie van angststoornissen (diagnose gesteld volgens DSM-IV criteria) bij patiënten in de palliatieve fase (9,6%) ten opzichte van de prevalentie bij oncologische patiënten in de niet-palliatieve setting (10,3%) [Mitchell 2011]. De prevalentie van angststoornissen in de algemene bevolking bij volwassenen boven de 18 jaar in Nederland wordt geschat op 10% [Zorgstandaard Angstklachten en angststoornissen 2017]. Dit lijkt erop te wijzen dat angststoornissen volgens de criteria van de DSM-IV in de palliatieve fase niet vaker voorkomen dan bij oncologische patiënten in de niet-palliatieve setting en bij lichamelijk gezonde volwassenen. Als angst gemeten wordt met screeningsinstrumenten worden hogere percentages gerapporteerd, maar hierbij is niet gedifferentieerd tussen angst als symptoom of een angststoornis.
Bij patiënten met dementie komt angst vaak voor. De literatuur beschrijft een prevalentie van 8% tot 71% van de populatie [Kwak 2017]. Het grote verschil in deze percentages hangt samen met de verschillende vormen van dementie. Angst komt significant vaker voor bij patiënten met vasculaire dementie en frontotemporale dementie dan bij patiënten met de ziekte van Alzheimer.