Stappenplan

Diagnostiek

  1. Anamnese met aandacht voor fysieke en psychosociale gevolgen van de wond. Maak zo nodig gebruik van een wondanamnese of analyseplan.
  2. Lichamelijk onderzoek: observatie van het ulcus (plaats; aspect: zwart, geel of rood; grootte, diepte en vorm; geur; exsudatie; bloedingsneiging) en de omgevende huid.

Beleid

  1. Indien mogelijk: behandeling van de onderliggende maligniteit (chirurgie, radiotherapie, hormonale therapie of chemotherapie).
    NB Radiotherapie kan ook toegepast worden ter bloedstelping bij bloedende wonden.
  2. Reiniging van de wond (met name bij gele of zwarte wonden en/of geurproblematiek):
    • 1 dd spoelen met kraanwater, evt. met fysiologisch zout of een spoelvloeistof
  3. Gebruik van wondbedekkers:
    • Bij een rode wond:
      • met weinig exsudaat: wondcontactmateriaal op synthetische/siliconen basis, afgedekt met absorberend verband
      • met veel helder exsudaat: schuimverband of hydrofiber, afgedekt met absorberend verband
    • Bij een gele wond:
      • met weinig exsudaat: hydrogel en/of wondcontactmateriaal op synthetische basis en absorberend verband
      • met veel exsudaat: alginaat of hydrofiber afgedekt met absorberend verband
    • Bij een zwarte wond:
      • met weinig exsudaat: hydrogel en/of wondcontactmateriaal op synthetische basis, afgedekt met absorberend verband
      • met veel exsudaat: alle absorberende wondbedekkers of alginaat, afgedekt met absorberend verband.
    • Indien geurproblematiek op de voorgrond staat wordt gekozen voor een geurneutraliserend verband. Dit kan in combinatie met alle soorten verband gebruikt worden.
    • Bij matige bloedingsneiging wordt gekozen voor een alginaat, bij een ernstige bloedingsneiging voor hemostatische materialen.
    • Bij (dreigende) maceratie van de wondranden wordt gebruikgemaakt van een wondrandbeschermende zalf of film.
  4. Indien wondbedekkers alleen onvoldoende controle geven, kan medicamenteuze behandeling overwogen worden:
    • bij geurproblemen: metronidazol 3 dd 500 mg p.o. of metronidazoloplossing 1% toegevoegd aan carbomeerwatergel lokaal in de wond of metronidazol infuusvloeistof 0,5% rectaal of vaginaal. Alternatief: clindamycine 4 dd 300 mg.
    • bij enterocutane fistels: octreotide 3 dd 100-200 µg s.c. of 300-600 µg/24 uur continu s.c./i.v.
    • bij bloeding:
      • in xylometazoline of adrenaline (1:1000) gedrenkte gazen
      • tranexaminezuur 3 dd 1000 mg p.o.
      • evt. embolisatie
      • bij levensbedreigende bloeding: sedatie met midazolam 15-50 mg s.c./i.v., zo nodig na tien minuten herhalen
    • bij pijn:
      • systemische pijnbestrijding
      • lokale toepassing van 0,5% morfinegelei
  5. Psychosociale ondersteuning

Bewijsvoering

Tabel 1. Niveaus van bewijsvoering
Behandeling Niveau van bewijsvoering Referentie(s)
Chirurgie, radiotherapie, hormonale therapie, chemotherapie 3 Dauphin 1997, Sanders 1989
Wondreiniging 4 Janssen 2001
Wondbedekkers 4 Janssen 2001
Metronidazol bij geurproblemen 3 Bale 2004, Bower 1992, Finlay 1996, McMullen 1992
Morfine lokaal    
Octreotide bij enterocutane fistels 3 Krajnik 1999, Twillman 1999, Zeppetella 2003 Alivizatos 2002, González-Pinto 2001, Jamil 2004

Niveau 1 =   gebaseerd op systematische review of ten minste twee gerandomiseerde onderzoeken van goede kwaliteit.
Niveau 2 =   gebaseerd op ten minste twee vergelijkende klinische onderzoeken van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of andere vergelijkende onderzoeken.
Niveau 3 =   gebaseerd op 1 vergelijkend onderzoek of op niet-vergelijkend onderzoek.
Niveau 4 =   gebaseerd op mening van deskundigen.