Verwijzen van patiënt en/of naasten

Uitgangsvraag 

Wanneer moet een patiënt of diens naaste met rouw naar een gespecialiseerde zorgverlener doorverwezen worden? 

Methode: consensus-based 

Aanbevelingen

  • Bespreek de mogelijkheid van doorverwijzing naar een in rouw gespecialiseerde zorgverlener als u zelf deze zorg niet kunt bieden. Bespreek de mogelijkheid van doorverwijzing: 
    • als de patiënt/naaste behoefte uit aan zorg of begeleiding bij rouw, of 
    • als u deze behoefte signaleert.
  • Houd er daarbij rekening mee of de gespecialiseerde zorg vergoed wordt.

IKNL/Palliactief. Kwaliteitskader palliatieve zorg Nederland. 2017.

Voor dit onderwerp is geen systematisch literatuuronderzoek verricht.

Een aantal andere modules in deze richtlijn noemt de mogelijkheid om door te verwijzen naar een expert op het gebied van palliatieve zorg, of bij lichamelijke, psychosociale, psychologische, of existentiële problemen (zie aanbevelingen in modules Culturele diversiteit, Rouwbegeleiding en -behandeling van patiënten in de palliatieve fase, Rouwbegeleiding en -behandeling bij volwassen naasten van patiënten in de palliatieve fase en Rouwbegeleiding en -behandeling bij minderjarige naasten van patiënten in de palliatieve fase). Onderstaande overwegingen zijn gebaseerd op de expertise van de werkgroep, waarbij het Kwaliteitskader Palliatieve Zorg Nederland [2017] leidend is geweest. Daarin is onder andere verwoord: “Binnen het netwerk zijn afspraken vastgelegd tussen de generalistische en specialistische aanbieders van palliatieve zorg over samenwerking, overdracht en verwijsprocedures. Met als doel continuïteit van palliatieve zorg te waarborgen, ongeacht waar de patiënt zich bevindt” [p. 38]. Verder noemt het Kwaliteitskader in het hoofdstuk over verlies en rouw, de volgende experts in rouw: “Experts zoals geestelijk verzorgers, maatschappelijk werkers, psychologen, psychiaters en rouwtherapeuten zijn beschikbaar voor verwijzing in situaties van (dreigende) complexe rouwverwerking” [p. 64]. 

Belangrijkste uitgangspunten, bij het al dan niet bespreken van doorverwijzing, zijn de wensen en behoeften die de patiënt of naaste verbaal of non-verbaal communiceert en de inschatting van de zorgverlener. Als de patiënt of naaste behoefte aan gespecialiseerde zorg op het gebied van rouw communiceert, maak deze dan bespreekbaar en probeer samen de hulpvraag te verhelderen. De werkgroep weegt mee dat er verschillende redenen kunnen zijn waarom de zorgverlener de zorg rondom rouw niet zelf kan bieden: persoonlijke grenzen of grenzen van de eigen professie, tijdsnood, schaarste aan middelen, et cetera. Als de zorgverlener de optie van doorverwijzing bespreekt, is er een aantal vragen die besproken kunnen worden (overlap met module Organisatie van zorg), zoals bijvoorbeeld: 

  • Bij welke zorgverlener zou u het meest baat hebben? 
  • Welke zorgverlener is beschikbaar in uw buurt? Denk hierbij bijvoorbeeld aan regionale netwerken palliatieve zorg, psychosociale zorg in behandelteam van een zorginstelling, geestelijke verzorging (https://geestelijkeverzorging.nl/).
  • In hoeverre maakt u aanspraak op vergoeding? Vergoeding van psychosociale zorg hangt af van de verzekering van de patiënt/naaste. Vijf gesprekken met een geestelijk verzorger worden vergoed. 
  • Als er geen vergoeding is, bent u bereid de zorg zelf te bekostigen? 

Overweeg hierbij ook de gemaakte afspraken binnen het team en het netwerk van zorgaanbieders om naast persoonlijke continuïteit ook team- en transmurale continuïteit van zorg te borgen. 

Sta bij doorverwijzing stil bij de continuïteit van zorg binnen het netwerk. Hierbij valt te denken aan de sociale kaart, centrale zorgverleners, evaluatie van wat gespecialiseerde zorg gebracht heeft, contact met andere betrokkenen zoals school of bedrijfsarts.