Bijlagen

Autorisatiedatum en geldigheid

Deze richtlijn is goedgekeurd op 19 september 2023. De eigenaars van de richtlijn moeten kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen. 
Bij voorkeur beoordelen de eigenaars jaarlijks de (modules van de) richtlijn op actualiteit. Zo nodig wordt de richtlijn tussentijds op onderdelen bijgesteld. De geldigheidstermijn van de richtlijn is maximaal 5 jaar na vaststelling. Indien de inhoud dan nog actueel wordt bevonden, wordt de geldigheidsduur verlengd. De geldigheid van de (modules van de) richtlijn komt eerder te vervallen, indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn tot (modulaire) herziening. IKNL draagt gedurende de hele geldigheidsduur zorg voor het beheer en de ontsluiting van deze richtlijn. 

Initiatief en betrokken verenigingen 

Initiatief

Agendacommissie richtlijnen palliatieve zorg (KNMG/IKNL) 
IKNL (Integraal Kankercentrum Nederland) 

Regiehouder

Het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) is als regiehouder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van (de modules van) deze richtlijn en daarmee de eerstverantwoordelijke om bij te houden of de richtlijn geüpdatet moet worden. 

Eigenaarschap

Het eigenaarschap van deze richtlijn ligt bij de beroeps- en wetenschappelijke verenigingen die de herziening hebben uitgevoerd en de richtlijn hebben geautoriseerd. 

Autoriserende/instemmende en/of bij de richtlijnwerkgroep betrokken verenigingen

  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF)
  • Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)
  • Landelijke Vereniging van Medische Psychologie (LVMP)
  • Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) - regiehouder
  • Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT)
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG)
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN)
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)
  • Parkinson Vereniging
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Vereniging van Geestelijk VerZorgers (VGVZ)
  • Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)

Procesbegeleiding en verantwoording

IKNL (Integraal Kankercentrum Nederland) is het kennis- en kwaliteitsinstituut voor professionals en bestuurders in de oncologische en palliatieve zorg dat zich richt op het continu verbeteren van de oncologische en palliatieve zorg. 
IKNL benadert preventie, diagnose, behandeling, nazorg en palliatieve zorg als een keten waarin de patiënt centraal staat. Om kwalitatief goede zorg te waarborgen ontwikkelt IKNL producten en diensten ter verbetering van de oncologische zorg, de nazorg en de palliatieve zorg, zowel voor de inhoud als de organisatie van de zorg binnen en tussen instellingen. 
Daarnaast draagt IKNL nationaal en internationaal bij aan de beleidsvorming op het gebied van oncologische en palliatieve zorg. 

IKNL rekent het (begeleiden van) ontwikkelen, implementeren en evalueren van multidisciplinaire, evidence based richtlijnen voor de palliatieve zorg tot een van haar primaire taken. IKNL werkt hierbij conform de daarvoor geldende (inter)nationale kwaliteitscriteria. Bij ontwikkeling gaat het in toenemende mate om onderhoud (modulaire revisies) van reeds bestaande richtlijnen. 

Financiering en juridische betekenis

Deze richtlijn(module) is gefinancierd door ZonMW. De inhoud van de richtlijn(module) is niet beïnvloed door de financierende instantie.
Een richtlijn is een kwaliteitsstandaard. Een kwaliteitsstandaard beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een kwaliteitsstandaard in het Register van Zorginstituut Nederland betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de kwaliteitsstandaard beschreven zorg verzekerde zorg is. 

De richtlijn bevat aanbevelingen van algemene aard. Het is mogelijk dat deze aanbevelingen in een individueel geval niet van toepassing zijn. Er kunnen zich feiten of omstandigheden voordoen waardoor het wenselijk is dat in het belang van de patiënt van de richtlijn wordt afgeweken. Wanneer wordt afgeweken, dient dit beargumenteerd gedocumenteerd te worden in het dossier van de patiënt. De toepassing van de richtlijnen in de praktijk is de verantwoordelijkheid van elke zorgverlener, zowel BIG-geregistreerd als niet BIG-geregistreerd.

Alle werkgroepleden zijn afgevaardigd namens wetenschappelijke en beroepsverenigingen en hebben daarmee het mandaat voor hun inbreng. Bij de samenstelling van de werkgroep is geprobeerd rekening te houden met landelijke spreiding, inbreng van betrokkenen uit zowel academische als algemene ziekenhuizen/instellingen en vertegenwoordiging van de verschillende verenigingen/disciplines. 
Het patiëntenperspectief (zie ook bijlage Methode - Inbreng patiëntperspectief) is vertegenwoordigd door de Patiëntenfederatie Nederland in de richtlijnwerkgroep en afvaardiging van de Parkinson Vereniging als klankbordlid. 
Bij de uitvoer van het literatuuronderzoek is een literatuuronderzoeker betrokken.

Werkgroepleden

  • Dhr. drs. H. (Huib) van Dis, medisch psycholoog n.p., NIP & LVMP
  • Mevr. D.K.M. (Dominique) Ingenhoest, technische thuiszorgverpleegkundige, V&VN (tot 1-11-2022)
  • Mevr. drs. H.J. (Henrieke) van de Kamp, klinisch geriater, NVKG
  • Mevr. drs. E. (Eva) Kersbergen-Kummerow, geestelijk verzorger, VGVZ (vanaf 25-6-2022)
  • Dhr. dr. P.L.B.J. (Peter) Lucassen, voorzitter, huisarts n.p. en senior onderzoeker bij Radboud Universiteit Nijmegen, afdeling ELG, NHG
  • Mevr. E.M. (Esmée) Sauter Msc, adviseur patiëntenbelang, Patiëntenfederatie Nederland (tot 15-2-2023)
  • Mevr. drs. L.D. (Liezbeth) Smant, openbaar apotheker, KNMP
  • Mevr. dr. M.S. (Tineke) Vos, psychiater, consulent consultatieteams PZ & SCEN-arts, NVvP
  • Dhr. drs. E.N.R. (Bart Niek) van de Zedde, geestelijk verzorger, VGVZ (tot 24-6-2022)

Klankbordleden

  • Mevr. drs. M.M. (Masja) van het Hoofd, beleidsmedewerker, Parkinson Vereniging
  • Dhr. P.E.R.A. ter Horst, psychosomatisch fysiotherapeut, KNGF
  • Mevr. dr. W.C.T.M. (Angelique) Pijpers, neuroloog, NVN
  • Mevr. drs. K.J. (Karin) van Rijn, GZ-psycholoog en somnoloog, NIP
  • Dhr. F. (Freek) Rijvers MSc, psychosomatisch fysiotherapeut, KNGF
  • Mevr. dr. L.N. (Lisette) Venekamp, longarts somnoloog en medisch hoofd centrum voor slaapgeneeskunde Kempenhaeghe, NVALT

Ondersteuning

  • Mevr. dr. C.A. (Cindy) van den Berg-Verberkt, procesbegeleider, adviseur palliatieve zorg, IKNL (tot 31-7-2022)
  • Mevr. L.K. (Jacqueline) Liu, secretaresse, IKNL
  • Mevr. E. (Erika) Papazoglou, literatuuronderzoeker, Trimbos Instituut
  • Mevr. M.J. (Mathilde) Roelofsen MSc, procesbegeleider, adviseur palliatieve zorg, IKNL (vanaf 1-9-2022)
  • Mevr. dr. C.H. (Corinne) Stoop, procesbegeleider, adviseur palliatieve zorg, IKNL
  • Mevr. E. (Elena) Vos, literatuuronderzoeker, Trimbos Instituut

Om de beïnvloeding van de richtlijnontwikkeling of formulering van de aanbevelingen door conflicterende belangen te minimaliseren zijn de leden van de werkgroep gemandateerd door de wetenschappelijke en beroepsverenigingen. Alle leden van de richtlijnwerkgroep en klankbordgroep hebben verklaard onafhankelijk gehandeld te hebben bij het opstellen van de richtlijn. Een onafhankelijkheidsverklaring ‘Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling' zoals vastgesteld door onder meer de KNAW, KNMG, Gezondheidsraad, CBO, NHG en Orde van Medisch Specialisten is door de werkgroepleden bij aanvang en bij afronding van het traject ingevuld. De bevindingen zijn schriftelijk vastgelegd in de belangenverklaring en opvraagbaar via richtlijnen@iknl.nl

Zie bijlage Uitkomsten enquête medicatie_20220909 (PDF). Hierin staan de uitkomsten van de enquête onder experts over welke medicatie het meest wordt voorgeschreven om de slaapkwaliteit te verbeteren en de ervaren effectiviteit bij patiënten met slaapproblemen met een verwachte levensduur van 3 maanden of korter.

Van een kennislacune wordt gesproken als na kennissynthese geconstateerd wordt dat een gebrek aan kennis het maken van de afweging van gewenste en ongewenste effecten belemmert. De volgende vormen van kennislacunes kunnen worden onderscheiden [IQ healthcare 2013]: 

  • Er is geen gepubliceerd onderzoek gevonden dat aansluit op de geformuleerde uitgangsvraag (mits er optimaal gezocht is);
  • Het gevonden onderzoek (één of meerdere studies) was van onvoldoende kwaliteit, vanwege
    • Lage bewijskracht van het gebruikte onderzoekdesign (bijvoorbeeld observationeel of niet-vergelijkend onderzoek bij therapeutische interventies);
    • De schatting van de effectmaat of -maten is niet precies (breed betrouwbaarheidsinterval), bijvoorbeeld doordat het onderzoek te klein in omvang was; 
    • De onderzoeksresultaten zijn inconsistent, waardoor geen goede conclusie kan worden getrokken over het effect en de effectgrootte;
    • Het bewijs is indirect, door het gebruik van een andere patiëntenpopulatie dan waar de richtlijn op van toepassing is, andere uitkomst of andere determinanten of door uitsluitend indirecte vergelijkingen;
    • Er is een grote kans op rapportage- of publicatiebias (bijvoorbeeld door een sterke mate van belangenverstrengeling).

De geformuleerde kennislacunes zullen door stichting PALZON worden beoordeeld op basis van onder andere:

  • al lopend onderzoek op het gebied;
  • hoe goed de lacune te onderzoeken is.

Deze informatie is op te vragen bij IKNL (richtlijnen@iknl.nl). 

Kennislacunes in de richtlijn ‘Slaapproblemen in de palliatieve fase’

De richtlijnwerkgroep heeft tijdens het proces van richtlijnontwikkeling kennislacunes verzameld voor de richtlijn ‘Slaapproblemen in de palliatieve fase’.

Kennislacunes Psychosociaal en complementaire zorg

  • Er is slechts één gerandomiseerde studie gevonden over het effect van acupressuur (met of zonder olie) op insomnia bij patiënten in de palliatieve fase. Deze was van zeer lage kwaliteit.
  • Er is slechts één gerandomiseerde studie gevonden over het effect van lavendelolie op slaapkwaliteit vergeleken met gebruikelijke zorg bij patiënten in de palliatieve fase. Deze was van zeer lage kwaliteit.
  • Er zijn twee gerandomiseerde studie gevonden over het effect van aromatherapie massage op kwaliteit van slaap in de palliatieve fase. Deze waren van zeer lage kwaliteit.
  • Er is geen wetenschappelijk bewijs gevonden voor de effectiviteit van hypnotherapie voor slaapproblemen van kankerpatiënten aan het einde van hun leven.
  • Er is slechts één gerandomiseerde studie gevonden over het effect van cognitieve gedragstherapie voor insomnia (CGT-i; fysiek/online), slaap hygiëne en ontspanningsoefeningen bij patiënten in de palliatieve fase. Deze was van zeer lage kwaliteit.
  • Er kan geen uitspraak worden gedaan op basis van gerandomiseerde studies over het effect van mindfulness gebaseerde behandelingen, muziektherapie, ademhalingsoefeningen en meditatie op slaapproblemen bij patiënten in de palliatieve fase.

De heterogeniteit van de patiëntengroepen in de onderzoeken gebruikt in deze richtlijn vormen een methodologisch probleem. Insomnia (slapeloosheid) in de palliatieve fase is een classificatie, niet een diagnose. Last hebben van slapeloosheid kan samenhangen met een verscheidenheid van mogelijke oorzakelijke factoren en is afhankelijk van de andere klachten (bijvoorbeeld pijn) en/of andere beperkende factoren (cognitieve achteruitgang, comorbiditeit of farmacotherapie). 

De mogelijkheid van positief van effect van psychosociale interventies hangt waarschijnlijk samen met deze diversiteit. Verschillende psychosociale interventies zijn waarschijnlijk verschillend effectief bij verschillende oorzaken: slapeloosheid t.g.v. piekeren over het lot van je nabestaanden, piekeren de familierelaties die je achterlaat, angstig zijn i.v.m. reflectie over het einde van je leven, piekeren over religieuze vragen, gebrek in aanvaarding van je eindigheid, invloed van pijn, angst en slapeloosheid en onvermogen om te ontspannen t.g.v. de onderliggende pathofysiologie van aandoening(en) en/of medicamenteuze behandeling, onrust bij medekamerbewoners, etc.  

Bij elke specifieke interventie mag dus maar (gering)effect verwacht worden, bij een klein deel van de onderzoeksgroep. We weten weinig over de prevalentie van deze oorzaken op dit niveau van analyse bij deze heterogene patiëntengroep(en). Inzicht hierin kan wel van belang zijn het formuleren van indicaties voor de in deze richtlijn genoemde psychosociale interventies.  

Om deze vragen te beantwoorden zullen complexere research designs nodig zijn, die ook multivariate analyses mogelijk maken.

Kennislacunes Medicamenteuze behandeling

  • Er zijn geen gerandomiseerde studies gevonden over het effect van medicamenteuze behandeling met benzodiazepine-agonisten, antipsychotica, antidepressiva, valeriaan en intermitterende sedatie bij patiënten in de palliatieve fase. 
  • Er is slechts één gerandomiseerde studie gevonden over het effect van melatonine vergeleken met placebo op insomnia bij kankerpatiënten in de palliatieve fase. Deze was van zeer lage kwaliteit.
  • Er is slechts één gerandomiseerde studie gevonden over het effect van cannabinoïden vergeleken met placebo op slaapkwaliteit bij volwassen patiënten met kanker in de palliatieve zorg. Deze was van zeer lage kwaliteit.