Tijdens de implementatie van het zorgpad krijgt de projectleider te maken met diverse aspecten van palliatieve zorg. Bijvoorbeeld: de visie van de organisatie op palliatieve zorg, de kennis en vaardigheden van zorgverleners en patiënteninformatie. Met een goede voorbereiding van de implementatie weet de projectleider waar hij of zij rekening mee kan houden en zijn rol en taken bekend. De implementatie binnen een afdeling duurt ongeveer twaalf maanden.  

Bijna iedere zorgverlener komt in zijn of haar loopbaan in aanraking met zorgen voor patiënten in de stervensfase. Het zorgpad ondersteunt zorgverleners bij het verlenen van goede zorg in de stervensfase. Het zorgpad kan worden toegepast in alle settingen waar mensen overlijden. Het gebruik van het zorgpad bevordert de interdisciplinaire samenwerking en maakt zorgverleners meer bewust en vertrouwd met het verlenen van zorg in de laatste levensfase. Het zorgpad is een hulpmiddel om de zorg in de laatste levensfase te structureren en te evalueren. Om effectief ingezet te worden is het belangrijk dat zorgverleners regelmatig ervaring opdoen met het gebruik van het zorgpad en er vertrouwd mee raken. Wanneer het aantal sterfgevallen op een afdeling lager is dan drie per maand of als het varieert, dient de afweging gemaakt te worden of alle zorgverleners voldoende kunnen werken met het zorgpad en of het zorgpad succesvol kan worden ingevoerd.


Figuur 1 Iedere zorgverlener krijgt te maken met zorg in de stervensfase

Er is een aantal randvoorwaarden voor het succesvol implementeren van het zorgpad. Deze staan in tabel 1: Checklist randvoorwaarden. De checklist kan voor de start van de implementatie door de projectleider worden ingevuld. Het helpt het in kaart brengen of er punten zijn waar tijdens de implementatie extra rekening mee kan worden gehouden. De projectleider kan de checklist invullen voor de afdeling(en) waar het zorgpad wordt geïmplementeerd. Implementatie op één afdeling heeft als voordeel dat het overzichtelijk en behapbaar blijft.


Tabel 1: Checklist randvoorwaarden. Klik op de tabel om te vergroten

Tip

’Early adaptors’ binnen de organisatie betekenen veel bij het invoeren van het zorgpad. Wanneer invloedrijke zorgverleners enthousiast zijn over de innovatie is de kans groter dat het ook werkelijk wordt geïmplementeerd. Voor verpleegkundigen zijn daarbij artsen een belangrijk referentiekader.

Tip

In een interview vertelt Stefanie Schellekens (specialist Ouderengeneeskunde) over de belemmerende en bevorderende factoren gedurende implementatie Zorgpad Stervensfase bij Pantein. 

Mondelinge informatie van de zorgverlener wordt door zowel patiënten als naasten het belangrijkst gevonden, zo blijkt uit onderzoek van Patiëntenfederatie Nederland en PZNL. Patiënteninformatie (online of op papier) is ondersteunend aan mondelinge informatie maar vervangen gesprekken niet. Het is de taak van de projectleider om een keuze te maken of er in het implementatieplan aandacht is voor patiënteninformatie. Bij het zorgpad zijn twee folders beschikbaar: 'De Stervensfase’ en ‘Een dierbare verliezen’. De projectleider kan in het projectplan beschrijven of en hoe de folders binnen de afdeling/organisatie gaan worden gebruikt.

Tip 

Stem mondelinge en schriftelijke informatie op elkaar af.

Om echt het effect van de invoering van het zorgpad te bepalen is het belangrijk om een vergelijking te maken tussen de (documentatie van de) geleverde zorg in de periode voor en na de invoering. Met een nulmeting legt de projectleider de huidige stand van zaken vast van de geleverde zorg in de stervensfase. Hierbij wordt rekening gehouden met de afspraken rondom privacy. Aan de hand van de nulmeting wordt duidelijk waar kansen liggen op verbetering. Vaak blijken aspecten als de kwaliteit van de statusvoering (patiëntendossier), de mate van afstemming van de zorg op de wensen van de patiënt, en het markeren van de stervensfase voor verbetering vatbaar. Een meting aan de hand van een vragenlijst geeft een objectief beeld van de geleverde zorg. Met de vragenlijst worden systematisch gegevens verzameld over:

  • de beoordeling van de patiënt bij het begin van de stervensfase
  • de beoordeling van patiëntgebonden problemen in de stervensfase 
  • zorg na het overlijden.

Aantal dossiers   

Voor de meting worden gegevens verzameld uit de verpleegkundige en medische dossiers van twintig meest recent overleden patiënten. Deze patiënten worden in de Excelsheet aangeduid als P1 tot en met P20 zoals is te zien in figuur 3. 


Figuur 3 Aanduiding van de patiënten in het format nulmeting. Klik op de afbeelding om te vergroten. 

Als er langer dan een jaar teruggegaan moet worden om twintig dossiers op te nemen in de nulmeting, kan worden volstaan met dossiers van patiënten die in het afgelopen jaar zijn overleden. Bij het verzamelen van gegevens kan de beschikbaarheid van dossiers een knelpunt zijn. Als een organisatie gebruik maakt van een elektronisch patiëntendossier (EPD) kan het zijn dat gegevens zes tot acht weken na het overlijden niet meer in het EPD worden teruggevonden of dat de gegevens alleen door bepaalde medewerkers kunnen worden ingezien. Voorafgaand aan de nulmeting is het belangrijk na te gaan of een dergelijk knelpunt voorkomt en hoe hier mee om te gaan. Dit voorkomt dat het uitvoeren van de nulmeting langdurig of zelfs onmogelijk wordt. 

Door wie worden de metingen uitgevoerd?  

De projectleider is verantwoordelijk voor de uitvoering van de nulmeting. De projectleider kan ervoor kiezen om deze taak over te dragen aan bijvoorbeeld een stagiair, student of secretaresse. In dat geval ziet de projectleider toe op de juistheid van het uitvoeren van de meting. Het is belangrijk dat de ingevulde gegevens betrouwbaar zijn en op een eenduidige manier worden verzameld en verwerkt.

Gebruik van gegevensmetingen

De resultaten van de nulmeting maken duidelijk welke zorg in de stervensfase wel of niet verleend en/of gerapporteerd is. Op basis van de resultaten kan de projectleider kiezen welke aandachtspunten opgenomen worden in het implementatieplan.

Tip 

De projectleider kan resultaten van de nulmeting presenteren aan zorgverleners en management. Dit vergroot ieders betrokkenheid, waardoor de implementatie een gezamenlijk project wordt.

De projectleider maakt een keuze voor het gebruik van de papieren of de digitale versie van het Zorgpad Stervensfase.

Tip 

Zorgverleners van Icare vertellen hoe ze het werken met het digitale zorgpad ervaren.

Papieren Zorgpad Stervensfase

Het papieren zorgpad kent een versie voor het ziekenhuis, verpleeghuis en de thuiszorg. Hospices gebruiken de versie voor het verpleeghuis. Alle versies zijn gebruiksklaar en gratis te downloaden door op de link op de setting naar keuze te klikken.

Digitale versie Zorgpad Stervensfase

Met het digitale zorgpad wordt bedoeld dat de tekst en inhoud van het zorgpad in zijn geheel zijn opgenomen in het EPD. Het inbouwen van deze informatie gebeurt op basis van de informatiestandaard en de bijbehorende gebruikersvoorwaarden. Het is de taak voor de projectleider om te bepalen welke partij het zorgpad gaat inbouwen; de leverancier van het EPD of de afdeling ICT van de organisatie.

Tip: Neem de tijd om het digitale Zorgpad Stervensfase te testen aan de hand van ‘testclienten’. Voer meerdere metingen in op verschillende tijdstippen en pas het dossier aan (bijvoorbeeld datum zorgplan of ZZP) en bekijk het effect.
Onderzoek hoe het zorgpad werkt op een laptop, tablet of smartphone. Bekijk indien mogelijk (samen met de applicatiebeheerder) de instellingen. 

Team Zorgpad Stervensfase van IKNL kan adviseren rondom het inbouwen van de informatiestandaard. Neem hiervoor via mail contact op.  

Drie delen

Het Zorgpad Stervensfase bestaat uit drie delen. In het geval van digitaal gebruik is het belangrijk dat zorgverleners weten waar de delen van het zorgpad in het EPD zijn terug te vinden. Het is een taak voor de projectleider om dit inzichtelijk te maken en hierover communiceren  met de zorgverleners.  


Figuur 4 De drie delen van het zorgpad verwerkt in het EPD.

Algemene invulinstructies kunnen helpend zijn bij het invullen van het zorgpad. De projectleider kan algemene invulinstructies en instructies per onderdeel opstellen. Een voorbeeld is terug te vinden in bijlage 4 en 5 van de handleiding follow-up bijeenkomst. De projectleider kan dit voorbeeld aanpassen naar de omstandigheden van de afdeling/organisatie (rekening houdend met de licentie). De projectleider zorgt ervoor dat de zorgverleners bekend zijn met de instructies.

Voor het leveren van goede zorg in de laatste levensfase beschikken zorgverleners over kennis en vaardigheden over palliatieve zorg, zorg in de stervensfase en zijn ze getraind om te werken met het Zorgpad Stervensfase. De bedoeling is dat zorgverleners aansluitend op de Basismodule een follow-up bijeenkomst binnen hun eigen organisatie volgen. Het organiseren van deze bijeenkomst is een taak van de projectleider. Voor de organisatie is een handreiking follow-up bijeenkomst beschikbaar. De bovenstaande aandachtpunten zijn opgenomen in de Checklist scholingsprogramma (tabel 2). De projectleider kan met behulp van de checklist de kennis en vaardigheden van zorgverleners in kaart brengen en op basis van deze inventarisatie een scholingsprogramma opstellen. In de checklist zijn onder het kopje ‘aanbod’ enkele scholingen en materialen opgenomen. Hiermee bieden we projectleider een aanknopingspunt in het zoeken naar een passend aanbod. Dit aanbod is ter inspiratie en is niet volledig. Na het opstellen van het scholingsprogramma kan de projectleider een scholingsplan maken. Dit wordt in hoofdstuk 8 besproken.

Checklist scholingsprogramma

Wat kunnen zorgverleners?

Basiskennis
Zorgverleners hebben basiskennis over:

  1. palliatieve zorg algemeen:
  2. én specifiek over de zorg in de stervensfase.

Verpleegkundige en verzorgenden zijn getraind in werken met het Zorgpad Stervensfase.

  • follow-up bijeenkomst in eigen organisatie

Organisatie zorg in de stervensfase
Zorgverleners zijn bekend met wat  hun rol en taken inhouden bij de zorgverlening in de stervensfase.

Markeren stervensfase
Verpleegkundigen/verzorgenden herkennen de signalen van de stervensfase en weten het moment en hoe zij  de arts in kunnen  schakelen voor het markeren van de stervensfase.

Symptoombestrijding
Verpleegkundigen en verzorgenden verlenen passende zorg en observeren/monitoren de patiënt regelmatig volgens afspraak. Wanneer de zorgdoelen niet worden behaald ondernemen zij actie.

Effectieve communicatie
De zorgverleners beschikken over communicatievaardigheden.

Persoonlijke balans
De zorgverleners reflecteren op hun eigen handelen en hebben oog voor persoonlijke balans.

Digitale vaardigheden
De zorgverleners beschikken over vaardigheden om het digitale Zorgpad Stervensfase in te vullen.

  • training digitale vaardigheden