Minor bloeding

Minor bloeding: gering bloedverlies (spoortjes tot kopjes), geen tekenen van shock of risico op overlijden op korte termijn (< 24 uur)

  • Bij behandelwens patiënt: overleg met specialist vóór insturen naar het ziekenhuis: is diagnostiek en behandeling mogelijk, zinvol en gewenst? Overleg behandelmogelijkheid thuis met tranexaminezuur 3 x 1000 mg oraal.
  • Indien patiënt wordt ingestuurd en dyspnoisch en/of angstig is: overleg met specialist of er bezwaar is tegen toediening van morfine en midazolam (lage dosering met als doel angst te verminderen), voorafgaande aan diagnostiek en behandeling. Dempen van bewustzijn kan onderzoek/ingrepen belemmeren.
  • Indien patiënt niet wordt ingestuurd: verminder symptoomlast volgens richtlijnen palliatieve zorg (met name Richtlijn dyspnoe en Richtlijn palliatieve sedatie).
    • Dyspnoe:
      • Ondersteunende interventies: halfzittende houding, ondersteuning kussens om hulpademhalingsspieren te kunnen gebruiken, frisse lucht, ventilator en ruimte om patiënt.
      • Bij opioïdnaïeve patiënt 5-10 mg morfine oraal, 2,5-5 mg s.c.
      • Bij opioidgebruik: bolus (10-15% van dagdosering) oraal, s.c.
      • N.B. Het toedienen van zuurstof is niet zinvol.
    • Angst/onrust:
      • Ondersteunende interventies: rustige omgeving, aanwezigheid, goede informatie, afleiding, massage, ontspanningsoefening.
      • Midazolam 10 mg s.c.
      • Alternatief: midazolam intranasaal 2,5 mg/dosis, 2 doses per neusgat.
  • Evalueer voortgang van de bloeding en het effect van medicatie op dyspnoe en angst.
  • Herhaal zo nodig medicatie.