Medicamenteuze behandeling

Het middel van keuze voor de symptomatische behandeling van diarree bij kankerpatiënten is loperamide. Hoewel dit middel een opioïd is, heeft het weinig tot geen systemische bijwerkingen omdat het na resorptie vrijwel volledig direct in de lever wordt gemetaboliseerd (hoog first-pass metabolisme). Bij ernstige leverfunctiestoornissen is er een verhoogde kans op bijwerkingen.

Bij acute diarree wordt gestart met 4 mg p.o,, vervolgens om de 2-4 uur of na iedere ontlasting 2 mg p.o. tot de diarree stopt, tot een maximum van 16 mg/dag.

Bij chronische diarree: 1-6 dd 2 mg. Cave obstipatie.

Indien een patiënt die reeds opioïden gebruikt, last krijgt van diarree, verdient het starten met loperamide de voorkeur boven het ophogen van de dosering van het opioïd, aangezien de kans op bijwerkingen veel kleiner is bij behandeling met loperamide dan bij ophogen van de opioïden.

Bij onvoldoende effect van loperamide kan behandeling met codeïne of morfine geprobeerd worden.

Actieve kool en kaolien hebben geen plaats bij de behandeling van diarree.

Bij aanhoudende chronische diarree niet reagerend op loperamide (bij onbekende oorzaak of wanneer aanvullend onderzoek ongewenst is), kan proefbehandeling met octreotide worden overwogen. Startdosis 3 dd 100 ug of 300 ug/24 uur continu s.c./i.v.; dosering eventueel ophogen op geleide van het effect; bij goede reactie en stabiele situatie (m.n. bij diarree ten gevolge van endocriene tumoren) kan overgegaan worden op het depotpreparaat Octreotide LAR, startdosering 30 mg i.m. 1 keer per maand.