Zorg direct na het overlijden

Het is belangrijk dat de zorgverlener zich ervan bewust is dat met het overlijden de naaste een nabestaande is geworden en de zieke- en ziektegerichte aandacht komt te vervallen. De periode die ligt tussen overlijden en de laatste zorg aan de overledene (het afleggen) biedt nabestaanden de gelegenheid voor een ‘adempauze' en de mogelijkheid om de laatste eer te bewijzen en dankbaarheid te tonen.

In institutionele zorgsituaties biedt de zorgverlener de nabestaanden de gelegenheid om op een persoonlijke manier afscheid te nemen door rust te creëren en tijd te geven. Kort na het overlijden heeft de arts samen met de verpleegkundige een gesprek met de nabestaanden. Hierin kunnen door de arts ook obductie en orgaandonatie (indien mogelijk) benoemd worden.

  • Vraag van tevoren na of de nabestaanden ooit een overledene hebben gezien.
  • Maak het overlijden voor de nabestaanden een realiteit, benoem de werkelijkheid van het verlies.
  • Houd rekening met de verschillende manieren waarop naasten omgaan met het verlies: luid geuit of juist stil verdriet, opluchting, schuld, boosheid en fysieke symptomen, zoals flauwvallen.
  • Geef bij verblijf in een instelling naasten (denk hierbij ook aan jongere (klein)kinderen) de tijd om samen te zijn met de overledene.
  • Leg aan nabestaanden die niet bij het overlijden aanwezig waren uit hoe de overledene eruit ziet voordat zij naar de overledene toegaan.
  • Geef aan dat de nabestaanden ‘met' de overledene kunnen praten.
  • Ga na of de nabestaanden een rol willen hebben in de lichamelijke verzorging van de overledene, direct na het overlijden. Indien dit zo is vertel hen per handeling wat er wordt gedaan en wat zij kunnen doen (wassen, sluiten van de ogen, mond verzorgen, haar kammen e.d). Geef uitleg dat bij het draaien lucht kan ontsnappen. Bespreek dat het rectum niet wordt ‘opgestopt', maar dat een incontinentiebroek voldoende is.
  • Houd bij de lichamelijke verzorging rekening met religieuze en/of culturele wensen. Zie hiervoor ook www.rouwrituelen.nl.
  • Bespreek de wensen ten aanzien van de houding van de handen van de overledene.
  • Bespreek wensen m.b.t. ringen en andere sieraden en overleg of de naasten zelf de ring(en)/ sieraden af/aan willen doen.
  • Laat bij verblijf in een instelling de nabestaanden zelf de bezittingen van de overledene inpakken.
  • Voer een afsluitend gesprek, waarin - in sensitieve afstemming met de nabestaanden - kort wordt teruggeblikt en vragen worden beantwoord. Maak hierin ook mogelijke gevoelens bespreekbaar van naasten die niet bij het overlijden aanwezig waren. Geef tevens aan dat de zorgrelatie met de patiënt is beëindigd en dat de nabestaanden de zorg voor de overledene overnemen
  • Wees bewust van de woordkeuze; benoem de overledene bij naam of naar het relatieverband; zeg ‘laatste zorg' in plaats van ‘afleggen' en ‘...ziet er verzorgd uit' in plaats van ‘...ligt er netjes bij'.
  • Geef bij verblijf in een instelling de nabestaanden na de verzorging gelegenheid tot een laatste bezoek aan de overledene, neem afscheid van hen en begeleid hen naar de uitgang van de afdeling.
  • Overweeg een afscheidsritueel als de overledene de instelling verlaat.
  • Geef - indien van toepassing - de nabestaanden namen en telefoonnummers van de instanties waarmee zij contact dienen op te nemen.
  • Ga na of en hoe bij verblijf in een instelling ingezette psychosociale zorg (geestelijk verzorger, maatschappelijk werk) na het overlijden voortgezet moet worden.
  • Regel het terugbrengen van geleende materialen, bijv. pompen, postoel en matras.