Niet-medicamenteuze behandeling

Hypercalciëmie kan leiden tot een verminderd concentratievermogen van de nier (renale diabetes insipidus) en daardoor tot een polyurie. Als gevolg hiervan, en soms ook als gevolg van anorexie en braken, zijn patiënten met een hypercalciëmie bij presentatie vaak gedehydreerd.

Herstel van de vochtbalans is een absolute voorwaarde om de hypercalciëmie te behandelen. Hierbij wordt meestal 2-4 l 0,9% NaCl/24 uur intraveneus (meestal met toediening van extra kalium) gegeven, totdat het vochttekort is opgelost. Als gevolg van de vochttoediening alleen treedt slechts een geringe daling op van het geïoniseerd calcium. Zeker bij oudere patiënten bestaat in een later stadium kans op overvulling tijdens rehydratie. Monitoring van de hydratietoestand en het gewicht en zonodig bijstelling van de toediening van vocht is van groot belang. Zolang de vochttekorten niet zijn aangevuld, is gelijktijdige behandeling met lisdiuretica (bijv. furosemide) echter gecontra-indiceerd.

Indien het geïoniseerd calciumgehalte niet hoger is dan 1,5 mmol/l (overeenkomend met een gecorrigeerd calciumgehalte van ca. 3,0 mmol/l), is het mogelijk om alleen door rehydratie het calciumgehalte te normaliseren. Indien rehydratie onvoldoende effect heeft of het geïoniseerd calciumgehalte hoger is dan 1,5 mmol/l, worden ook bisfosfonaten toegediend.

Dieetmaatregelen (beperking van de calciuminname) zijn bij door tumor geïnduceerde hypercalciëmie niet effectief. Bij een sterk verlaagd serumfosfaat (<1 mmol/l) wordt oraal fosfaat gesuppleerd.