Beleid en behandeling

De beslissing om te behandelen is afhankelijk van de hoogte van het serumcalcium, de aard en de ernst van de klachten, de levensverwachting en de wens van de patiënt. Bij een zeer korte levensverwachting (1-2 weken) wordt overwogen om af te zien van behandeling omdat de patiënt geen baat meer zal hebben bij de behandeling.

Behandeling van hypercalciëmie leidt tot een significante vermindering van de klachten. Afname van polyurie treedt op bij 83% van de patiënten, van neurologische symptomen bij 71%, van obstipatie bij 70%, van misselijkheid en braken bij 56%, van anorexie bij 50% en van malaise/vermoeidheid bij 47%.

Bij een geïoniseerd calcium >1,5 mmol/l (overeenkomend met een gecorrigeerd serumcalcium van >3,0 mmol/l) wordt meestal een behandeling ingesteld ongeacht de aanwezigheid van symptomen.
Wanneer besloten wordt om de hypercalciëmie te behandelen, bestaat de behandeling in het acute stadium meestal uit toediening van vocht en bisfosfonaten. Indien de faciliteiten voor intraveneuze toediening en controle van het serumcalcium aanwezig zijn, kan de behandeling in principe thuis plaatsvinden. In dat geval kan naast het bisfosfonaat (zie paragraaf Medicamenteuze symptomatische behandeling) 1 liter 0,9% NaCl in 4-6 uur worden gegeven; het effect kan na 4 dagen worden gecontroleerd aan de hand van laboratoriumonderzoek. Intraveneuze toediening van bisfosfonaten wordt in de thuissituatie echter niet vergoed; bij sommige middelen (zoledroninezuur en ibandroninezuur) levert dit problemen op gezien de hoge kosten ervan. Eventueel kan worden gekozen voor subcutane toediening van vocht en clodroninezuur (zie paragraaf Medicamenteuze symptomatische behandeling); de ervaring hiermee is echter gering. In de meeste gevallen wordt de patiënt opgenomen voor behandeling.

Na een hypercalciëmie is de kans op een recidief ongeveer 25%.

Naast de behandeling van de hypercalciëmie is symptoombehandeling van groot belang. De gevolgen van hypercalciëmie maken goede en intensieve verpleegkundige zorg, gericht op observatie, ondersteuning en het verlichten van symptomen noodzakelijk. Indien er sprake is van misselijkheid en/of obstipatie zijn deze te behandelen met anti-emetica, resp. laxantia (zie de desbetreffende richtlijnen). Eventuele verwardheid kan behandeld worden met haloperidol (zie Richtlijn Delier).

Zie voor punten van aandacht bij palliatieve zorg voor mensen met een niet-westerse achtergrond de Handreiking 'Palliatieve zorg voor mensen met een niet-westerse achtergrond'.