Column: Onrust
- Datum publicatie 3 maart 2020
- Auteur Liesbeth Kooiman
- Organisatie e-pal
- Soort publicatie artikel
- Gebruiker Basisarts, Geestelijk verzorger, Helpende, Huisarts, Kaderarts, Maatschappelijk werker, Medisch specialist, Praktijkondersteuner, Verpleegkundig specialist, Verpleegkundige, Verzorgende, Vrijwilliger
- Doelgroep Kwetsbare ouderen, Ouderen, Volwassenen
- Setting Hospice, Verpleeghuis, Ziekenhuis
Het gebeurt tijdens zo’n dienst die vol is. Ik word rondgereden door een chauffeur en we leggen kilometers af om de zieken te bezoeken. De lijst van visites groeit gestaag.
Striemende regen tegen de ramen van de auto, terwijl we voorzichtig over dijken en landwegen rijden. Felle korte buien worden afgewisseld door een plots staken, alsof de wolk ineens leeg was. Dan worden loodgrijze wolken zichtbaar, die razend voorbij gaan. Buiten is het guur, in de HAP auto behaaglijk. Zelfs de stoelen zijn warm.
Ik word gebeld door de assistente van de HAP. Zij vertelt over een patiënte in de palliatieve fase, die toenemende pijn heeft. De eigen huisarts is niet beschikbaar. Ik vraag naar de bekende weg: Wat scheelt eraan? Wat is de huidige pijnstilling? Wat is de hulpvraag? Het antwoord op die laatste is of er iets bij gegeven mag worden. En of we langs kunnen gaan. Omdat ik niet verwacht dat we er binnen een uur zijn, spreek ik voor nu een doorbraakdosering morfine af.
Een paar visites later stap ik met verwaaide haren in een warme kamer van een verzorgingshuis. Ik trek mijn jas en sjaal uit, schud handen met verzorging en stel me voor aan familieleden die gezamenlijk aan de eettafel zitten. Zo loodgrijs als de wolken buiten, zo loodgrijs is de sfeer hier. In het midden van de kamer staat een hooglaagbed. Niemand is bij de oude, magere vrouw die onrustig trekkend in bed ligt.
Als ik de vrouw aanspreek en mij voorstel, opent zij de ogen en zoekt mijn gezicht. Zij heeft pinpoint pupillen en ik heb meteen spijt van mijn beleid. De oude vermagerde vrouw ligt zacht schuddend met de armen, en prevelt “help, help”.
“Zo schudt zij al hele tijd, zij heeft echt veel pijn” verzuchten familie en verzorgend personeel samen vanuit de eethoek.
“De morfine móet omhoog,” roepen zij in koor.
Ik slik.
Ik stel wat vragen, bekijk de medicatie lijst en onderzoek.
“Uw moeder heeft niet zozeer last van pijn, als wel van een overdosering. De pleisters zijn snel opgehoogd, zie ik.”
Ik leg uit wat tekenen zijn van te veel morfine. En vertel er maar meteen bij, dat mijn ingezette beleid niet handig was. Ik overweeg een antidotum, maar ademdepressie is er nog niet. Bovendien wil zij niet meer naar het ziekenhuis. Onrust staat voorop.
“Help, help.”
Ik vraag kort naar de andere dimensies van pijn- en stuit op een existentiële. De dominee blijkt nog niet langs geweest te zijn.
“Ze wil alleen die ene, die moet van ver komen,” verzucht iemand.
“Is het een idee om de dominee te bellen?” probeer ik, “Als het uw moeders wens is?”
De familieleden kijken elkaar aan, de sfeer is om te snijden.
“Denkt u dat het nódig is?” vraagt iemand anders.
Op een kastje ligt een bijbel.
“Ik heb de indruk dat geloof belangrijk is voor uw moeder…ik denk dat het …rust kan geven.”
“En de morfine dan?”
Nogmaals leg ik uit. Ik kijk intussen naar het gelaat van de vrouw, dat meer ontspannen is, ze roept niet meer en de armen liggen op het laken.
“Dus wie belt de dominee?” vraag ik nog eens.
Met tegenzin staat een man op, hij pakt zijn telefoon van tafel.
Striemende regen tegen de ramen van de kamer in het verzorgingshuis. Buiten raast de storm, hierbinnen is het stil, zo stil.
Deze bijdrage is onderdeel van e-pal - editie maart 2020. Alle e-pal-artikelen staan hier.