In gesprek met Eric Geijteman en Tineke Smilde: ‘Proactieve zorgplanning is niet iets wat je alleen het laatste jaar doet’
- Datum publicatie 30 april 2025
- Auteur Rob Bruntink
- Soort publicatie interview
- Setting Ziekenhuis
Proactieve zorgplanning in ziekenhuizen staat volop in de aandacht. Recent publiceerde de Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) een leidraad over dit thema, en de Nederlandse Zorgautoriteit introduceerde per 1 januari 2025 een betaaltitel proactieve zorgplanning. Palliaweb ging erover in gesprek met twee internist-oncologen, Eric Geijteman en Tineke Smilde.
Hoewel de introductie van de betaaltitel van de NZa (zie kader) gerust een mijlpaal mag worden genoemd, zijn Geijteman en Smilde er niet onverdeeld gelukkig mee. ‘De introductie is nog maar net achter de rug, dus het is nog te vroeg om iets te zeggen over het gebruik ervan’, zegt Smilde, die tot voor kort verbonden was aan het Jeroen Bosch Ziekenhuis, maar recent adviseur werd bij het Zorginstituut Nederland.
Voor Geijteman, die voorzitter van de NIV-werkgroep was die de Leidraad Proactieve zorgplanning in Nederlandse ziekenhuizen publiceerde, is het duidelijk: ‘Ik werk in het Erasmus MC, daar is er nog niets mee gedaan. Mogelijk omdat wij als academisch ziekenhuis wat minder op de centen zitten, en daarom minder snel geneigd zijn om financieel gedreven initiatieven te omarmen.’
Betaaltitel proactieve zorgplanning
Via de betaaltitel kunnen medisch en verpleegkundig specialisten van ziekenhuizen per patiënt 693 euro declareren. Dit tarief is gebaseerd op een gemiddelde inzet van ruim 3,5 uur per patiënt gedurende een periode van maximaal 365 dagen.
Ziekenhuizen kunnen de betaaltitel declareren als er aan een aantal voorwaarden is voldaan:
- De (regie)behandelaar verwacht dat de patiënt in de palliatieve fase is.
- De zogenaamde markering van de palliatieve fase mag impliciet blijken uit de verslaglegging van de gesprekken met de patiënt over de proactieve zorgplanning.
- De uitkomsten van de gesprekken worden door de behandelaar (medisch of verpleegkundig specialist of physician assistent) vastgelegd in een proactief zorgplan en
- Dit plan wordt gedeeld met de andere betrokken zorgverleners, waaronder in ieder geval de huisarts van die patiënt.
‘Proactieve zorgplanning leidt op elk moment tot beter passende zorg voor de patiënt’
Voor Smilde zou een geringe populariteit van de betaaltitel logisch zijn. ‘Proactieve zorgplanning wordt nu nog sterk gekoppeld aan de surprise question: ‘Zou het mij verbazen als deze patiënt binnen een jaar komt te overlijden?’ Dat is te laat in het ziektetraject. Ik hoop dat die koppeling zo snel mogelijk verdwijnt. En dat de betaaltitel daar ook op aangepast wordt. Want pas in het verwachte laatste levensjaar beginnen met proactieve zorgplanning, dat is geen goede proactieve zorgplanning. Idealiter starten medisch-specialisten er veel eerder mee. Het liefst al bij de diagnose, of soms al voor de start van intensieve diagnostiek, want proactieve zorgplanning leidt op elk moment tot beter passende zorg voor de patiënt.’
![]() |
![]() |
|||
Tineke Smilde | Eric Geijteman |
Die gedachte ademt ook de Leidraad uit, die door de wetenschappelijke vereniging van internisten (NIV) in samenspraak met de vereniging van klinische geriaters (NVKG), longartsen (NVALT), cardiologen (NVVC), neurologen (NVN), chirurgen (NVvH) en radiotherapeuten (NVRO) is opgesteld. De Leidraad benoemt bevorderende en belemmerende factoren voor proactieve zorgplanning in de ziekenhuizen, en doet aanbevelingen om deze zorgplanning te stimuleren. Over de surprise question zegt de Leidraad dat bij het gebruik van deze vraag het gevaar ‘op de loer ligt dat er bij de patiënt pas laat in diens ziektetraject proactieve zorgplanning wordt ingezet omdat zorgverleners de levensverwachting van patiënten over het algemeen overschatten.’
‘Proactieve zorgplanning is niet iets wat je alleen het laatste jaar doet’
Proactieve zorgplanning meer naar voren halen en de betaaltitel daarop aan laten sluiten, zou volgens Smilde en Geijteman meerdere waardes hebben. ‘Allereerst omdat je dan patiënten gedurende het hele ziektetraject passende zorg kunt geven’, zegt Smilde. ‘En ten tweede omdat je medisch-specialisten daarmee impliciet opvoedt. Je zegt daarmee tegen hen: proactieve zorgplanning is, net als palliatieve zorg, niet iets wat je alleen maar in het laatste jaar doet. Dat is een leerzame boodschap.’
Die educatieve kant van de gewenste verbreding van proactieve zorgplanning moet niet onderschat worden, geven Geijteman en Smilde aan. ‘Er zijn te weinig geschoolde dokters in proactieve zorgplanning’, stelt Smilde. Ook Geijteman denkt dat medisch specialisten het voeren van pzp-gesprekken nog te weinig in de vingers hebben. Al is hij hoopvol over de jongere lichtingen zorgverleners: ‘Zij zijn er al wel wat meer bedreven in om in gesprek te gaan met patiënten over onderwerpen die niet direct de behandeling raken. Zij zijn wat meer gewend om óók te kijken naar de mens achter de patiënt: wie heb ik voor me, hoe ziet zijn context eruit en wat vindt hij of zij het meest belangrijk?’
‘Het draait vooral om het zien van de ander’
Proactieve zorgplanning is veel meer dan alleen maar wat vinkjes zetten bij een aantal medische keuzes, stellen beide internist-oncologen. En dat is, vrezen zij, nu nog wel het imago van proactieve zorgplanning. ‘Natuurlijk is het belangrijk om te weten hoe iemand denkt over reanimatie of over een eventueel noodzakelijke opname op de IC’, zegt Smilde. ‘Maar het draait bij proactieve zorgplanning vooral om het zien van de ander. Door een goede toepassing van proactieve zorgplanning kun je de zorg ook warmer maken. In mijn tijd bij het Jeroen Bosch Ziekenhuis begon ik menig gesprek met een patiënt met de constatering: ‘Ik ben misschien een wat rare dokter. Ik wil eerst even weten wie u bent. Daarna gaan we het over uw ziekte en de behandeling hebben’.’
Formulier voor registratie van proactieve zorgplanning kent nog een sterke medische kleur
Deze duiding maakt het logisch dat beiden slechts beperkt tevreden zijn over het formulier ‘Uniform vastleggen proactieve zorgplanning’, waarnaar onder meer in de Richtlijn Proactieve zorgplanning verwezen wordt. ‘Dat formulier is een uitbreiding van een formulier dat in de COVID-tijd in elkaar is gezet’, zegt Geijteman. ‘Dat was een monomane ziekte, en het was toen noodzakelijk om snel ‘iets’ te weten over de medische keuzes van patiënten. Het is sindsdien wel wat uitgebreid, maar nog steeds kent het een sterke medische kleur. Het is absoluut een waardevolle eerste stap, maar het moet een update krijgen naar een menselijke kleur.’
In de Leidraad klinkt die kritiek ook duidelijk door. ‘De inhoud is beperkt tot essentiële voorkeuren en gegevens van de patiënt voor spoedsituaties’, stelt de NIV over het formulier. ‘Een dergelijk format heeft als nadeel dat deze voorkeuren kunnen veranderen op het moment dat er sprake is van een dergelijke spoedsituatie. Daarnaast hebben zorgverleners doorgaans meer behoefte om de context van hun patiënten te weten, dan hun voorkeuren voor specifieke medische interventies.’ Smilde en Geijteman hopen dan ook dat een upgrade van het formulier niet lang op zich laat wachten. Inspiratie daarvoor valt te halen uit de Gegevensset Passende Zorg, die in de Leidraad als bijlage is toegevoegd en inhoudelijk ook beter aansluit bij het Kwaliteitskader Palliatieve zorg. Deze gegevensset bevat het hele format uit de richtlijn, maar is daarnaast aangevuld met informatie over de sociale context van de patiënt en welke levensdoelen of zorgwensen de patiënt heeft.
‘Het niet kunnen uitwisselen van informatie is niet meer van deze tijd’
Cruciaal voor een vlekkeloze proactieve zorgplanning is de registratie van pzp-gegevens én de mogelijkheid om deze te ontsluiten voor alle zorgverleners die bij de zorg voor die ene patiënt zijn betrokken. Deze digitale gegevensuitwisseling stuit momenteel nog op de diverse, niet compatible informatiesystemen die ziekenhuizen en/of huisartspraktijken gebruiken. Smilde en Geijteman vinden dat probleem niet meer van deze tijd. ‘Als je wilt, kun je Fortnite de ene dag op een PlayStation spelen, en de volgende dag – op een volslagen andere locatie – op een Nintendo’, zegt Smilde. ‘Fortnite is een behoorlijk complex online computerspel. Als je dat overal ter wereld op diverse systemen kunt spelen, hoeft het echt niet zo moeilijk te zijn om letters en cijfers in verschillende informatiesystemen leesbaar te maken. Zodat iemand in zijn ziekenhuissysteem kan lezen welke pzp-gegevens een huisarts in zijn systeem heeft ingevoerd, en vice versa.’ Beiden hebben goede hoop dat dit probleem in 2026 tot het verleden behoort.
Hoeveel proactieve zorgplanning is er eigenlijk in ziekenhuizen?
Voor het rapport ‘Palliatieve zorg in ziekenhuizen’ van IKNL werden palliatieteams van 72 ziekenhuizen benaderd. 58 daarvan vulden een vragenlijst in. In vrijwel alle ziekenhuizen (57 van de 58 ziekenhuizen) werd ‘een vorm van proactieve zorgplanning’ ingezet. In de meeste ziekenhuizen betrof dit gesprekken die een zorgverlener van het betrokken palliatieteam had met de patiënt (31 van 58 ziekenhuizen). Palliatieteams worden doorgaans in de laatste weken van het leven van de patiënt ingeschakeld.
Wordt er naar proactieve zorgplanning buiten de teams om gekeken, dan ontstaat een ander beeld. Een groot deel van de teams PZ (42 procent) geeft aan dat er binnen het ziekenhuis geen structurele gesprekken worden gevoerd over proactieve zorgplanning. 39 procent van de teams geeft aan dat dit alleen op bepaalde afdelingen gedaan wordt, waarbij de afdelingen oncologie, longgeneeskunde en cardiologie het meest genoemd werden.