General

The first version of the clinical practice guideline Nausea and vomiting was written in 1996 as part of the clinical practice guidelines for palliative care developed by the Comprehensive Cancer Centre Middle Netherlands. The guideline was revised in 2005 by A. de Graeff, M.B. Kuyper and G.M. Hesselmann and incorporated in the first edition of the guideline book by the Comprehensive Care Centres Netherlands. The guideline was again revised by A. de Graeff, C.M. Molenkamp and G.M. Hesselmann and the revised version was incorporated in the 2010 guideline book.
The current version was established in October 2013.

Objective

A guideline is a set of recommendations to support the most important clinical problems in daily medical practice. This guideline is based, as much as possible, on scientific research or consensus.

Target group

This guideline is intended for all professionals involved in the care of patients in the palliative phase who suffer from nausea and/or vomiting, such as general practitioners, nursing home physicians, medical specialists, nurses and dieticians.

Working method of the guideline development group

A new expert group was formed for the purpose of the current revision; a mandate was obtained from the relevant scientific and professional associations to this end (see appendix 1, appendix 2 and  appendix 4).
Clinical questions were formulated at the start of the revision. These questions followed from an inventory of clinical problems collected in the field from professionals and patients (representatives). The three most relevant clinical problems(see appendix 5)were further developed into clinical questions (see appendix 6).

In the chapter Management and treatment - symptomatic treatment - pharmacological treatment, the clinical questions form the basis of the new consensus text based on literature research; the guideline development group members consulted and used the literature familiar to them, supplemented with the outcomes of an SMILE literature search (Short Methodological Inventarisation of Literature and Evidence) by the CCCN. Each clinical (sub)question was assigned to one or more guideline development group members. The literature was summarised by the group members during a literature discussion; this formed the basis of the conclusions. Recommendations that were subsequently made in order to answer the clinical questions were the result of conclusions from literature combined with other considerations (context in daily practice).

Aside from the consensus-based text, all the existing guideline text was revised by experts (updated text).

For more information

Alle werkgroepleden zijn afgevaardigd namens een wetenschappelijke, beroeps- of patiëntenvereniging en hebben daarmee het mandaat voor hun inbreng (zie bijlage 2). Bij de samenstelling van de werkgroep is getracht rekening te houden met landelijke spreiding, inbreng van betrokkenen uit zowel academische als algemene ziekenhuizen/instellingen en vertegenwoordiging van de verschillende verenigingen/disciplines.

De patiëntenvereniging is eveneens vertegenwoordigd door middel van afvaardiging van de coördinator van de patiëntenvereniging, alsmede een ervaringsdeskundige vanuit de Nederlandse Leverpatiënten Vereniging.

De volgende instellingen en verenigingen zijn betrokken bij de revisie van de richtlijn:

  • Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
  • Specialisten ouderengeneeskunde (Verenso)
  • Nederlandse Vereniging van diëtisten (NVD)
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN)
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen (NV MDL)
  • Palliactief
  • Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK)

De coördinatie, procesbegeleiding en de ondersteuning ligt bij IKNL (Integraal Kankercentrum Nederland).

Name Function Workplace Authorization

Dr. A. de Graeff, voorzitter

Internist-oncoloog
Hospice-arts

UMCU, Utrecht

Academisch Hospice Demeter, De Bilt

Palliactief

Mw. K.M. Duin

Diëtist

Medisch Centrum Alkmaar

NVD
Drs. H. Gerritsen Huisarts Zwolle NHG
Mw. A. Guldemond Verpleegkundig Specialist MANP ZorgBrug, Gouda V&VN PZ
Mw. A. Kennis Diëtist

De Wever, Tilburg

Instituut Verbeeten, Tilburg

NVD
Mw. drs. J.H.F. Leemhuis Ervaringsdeskundige   NFK
Drs. P.H.G.M. Stadhouders MDL-arts

Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein

NVMDL

Drs. R.P.C. Westerink

Specialist Ouderengeneeskunde

IJsselheem, Kampen

Verenso

C. Laarakker

Ervaringsdeskundige

  NFK

Mw. dr. M.J. Uitdehaag

Procesbegeleider/adviseur richtlijnen (eerste deel traject)

Groningen

IKNL

T. van Vegchel

Procesbegeleider/adviseur richtlijnen (tweede deel traject)

Amsterdam IKNL

Mw. S. Janssen-van Dijk

Secretaresse

Rotterdam IKNL

All working group members were asked to fill in a conflict of interest declaration, in which they stated their ties with the pharmaceutical industry at the start and completion of the guideline process.

Initiative, organization and financing

IKNL (Integraal Kankercentrum Nederland)

Associations

  • Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
  • Specialisten ouderengeneeskunde (Verenso)
  • Nederlandse Vereniging van diëtisten (NVD)
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN)
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen (NVMDL)
  • Palliactief
  • Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK)
  • De coördinatie, procesbegeleiding en de ondersteuning ligt bij het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL).

Authorisation 

  • Specialisten ouderengeneeskunde (Verenso)
  • Nederlandse Vereniging van diëtisten (NVD)
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen (NVMDL)
  • Palliactief
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN)

Consenting associations

  • Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
  • Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK)

Nr.

Uitgangsvraag

Experts

1

Wordt de keuze van anti-emetica bij patiënten met misselijkheid en/of braken t.g.v. kanker, hartfalen, COPD, MS, ALS en nierfalen in de palliatieve fase bepaald door de oorzaak?

Dr. A. de Graeff

2

Wat is het effect van anti-emetica bij de behandeling van misselijkheid en/of braken bij de patiënt in de palliatieve fase met kanker, hartfalen, COPD, MS, ALS of nierfalen?

a. Metoclopramide vs domperidon

Drs. R.P.C. Westerink

b. Haloperidol

Drs. H. Gerritsen

c. Dexamethason

Mw. K.M. Duin en mw. M. Kennis

d. Cyclizine

Dr. A. de Graeff

e. Levomepromazine

Dr. A. de Graeff

f. Olanzapine

Dr. A. de Graeff

g. Serotonine-antagonisten

Dr. A. de Graeff

h. Erythromycine

Drs. P.H.G.M. Stadhouders

i. Cannabis

Drs. H. Gerritsen

j. Gember

Drs. H. Gerritsen

3

Wat zijn de verschillen in effectiviteit en belasting tussen parenterale en rectale toediening van anti-emetica bij patiënten met misselijkheid en/of braken tgv kanker, hartfalen, COPD, MS, ALS of nierfalen in de palliatieve fase?

Drs. R.P.C. Westerink

Elk hoofdstuk van de richtlijn bestaat uit een richtlijntekst. De teksten naar aanleiding van de uitgangsvragen zijn opgebouwd volgens het volgende vaste stramien: aanbevelingen, literatuurbespreking, conclusies en overwegingen. De antwoorden op de uitgangsvragen (derhalve de aanbevelingen in deze richtlijn) zijn voor zover mogelijk gebaseerd op gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek.

The period of validity of the guideline (maximum of 5 years) is being monitored by the IKNL programme office. For various reasons, it may be necessary to revise the guideline earlier than intended. Sections of the guideline will be amended in the interim, when required.

The owner of the guideline must be able to show that the guideline has been realised in a careful manner and using the required expertise. By owner, we are referring to the professional associations authorising the guideline. The IKNL takes care of managing and releasing the guideline.

The guideline contains recommendations of a general nature. It is possible that these recommendations are not applicable to an individual case. Facts or circumstances may in fact arise that require deviation from the guideline in the interest of the patient. When there is deviation from this guideline however, this must be substantiated in document format. The applicability and application of the guideline in the field is the responsibility of the treating physician.

The eight comprehensive cancer centres in the Netherlands promote access to integral and high-quality provision of care for people with cancer and their families. The comprehensive cancer centres have been established to improve treatment, care and clinical research within oncology. In addition, they are involved in setting up and supporting networks for palliative care.

Comprehensive cancer centres collaborate nationally within the IKNL on multidisciplinary development of guidelines for oncological and palliative care. Aside from development of guidelines, the comprehensive cancer centres also facilitate maintenance, management, implementation and evaluation of these guidelines. The framework for development of the guidelines for oncological and palliative care is the AGREE instrument. This instrument was created for evaluation of existing, new and revised guidelines.
The AGREE Instrument evaluates both the quality of the reports and the quality of particular aspects of the recommendations. It evaluates the likelihood that a guideline will achieve its objective, but not the actual impact on patient outcomes.

The AGREE Instrument consists of 23 items organised in six domains. Each domain covers a separate dimension of guideline quality, namely:  

  • Scope and goal is concerned with the overall aim of the guideline, the specific clinical questions answered by the guideline and the target patient population.
  • Stakeholder involvement focuses on the extent to which the guideline represents the views of its intended users.
  • Methodology relates to the process used to gather and synthesise the evidence, the methods to formulate the recommendations and to update them.
  • Clarity and presentation deals with the language and format of the guideline.
  • Applicability pertains to the likely organisational, behavioural and financial implications of applying the guideline.
  • Editorial independence is concerned with the independence of the recommendations and acknowledgement of possible conflict of interest from the guideline working group.

Een veel gebruikte definitie omschrijft implementatie als ‘een procesmatige en planmatige invoering van vernieuwingen en/of verbeteringen (van bewezen waarde) met als doel dat deze een structurele plaats krijgen in het (beroepsmatig) handelen, in het functioneren van organisatie(s) of in de structuur van de gezondheidszorg'. In deze definitie is verspreiding slechts één onderdeel, het startschot van een bredere implementatiestrategie. Een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde voor gedragsverandering.

Het bevorderen van het gebruik van de richtlijn Misselijkheid en braken begint met een brede verspreiding van de richtlijn. Er wordt een mailing verstuurd naar de professionals via de (wetenschappelijke) verenigingen en de werkgroepen van IKNL. Ook is de richtlijn gepubliceerd op pallialine en www.richtlijnendatabase.nl. In verschillende tijdschriften of bij bijvoorbeeld nascholingsbijeenkomsten wordt de richtlijn onder de aandacht gebracht. Om het gebruik in de dagelijkse praktijk te bevorderen is er een samenvattingskaart en een Engelse vertaling van de richtlijn gemaakt. Daarnaast beschikt IKNL over een toolbox ter ondersteuning van de IKNL adviseurs netwerken c.q. professionals in het veld voor de implementatie van de richtlijn. De toolbox bevat:

  • een overzicht van de aanbevelingen
  • de kernboodschappen (belangrijkste inhoudelijke boodschappen)
  • een basis PowerPoint presentatie voor IKNL adviseurs netwerken en werkgroepleden van deze richtlijn
  • een implementatieplan voor deze richtlijn. Dit plan bevat voor de belangrijkste aanbevelingen uit de richtlijn een overzicht van belemmerende en bevorderende factoren voor de implementatie. Op basis hiervan beschrijft het plan de belangrijkste doelgroepen en (adviezen voor) concrete acties om implementatie te bevorderen
  • een training aan de IKNL adviseurs netwerken