Stappenplan
Markering van de stervensfase
Stel vast dat de stervensfase is aangebroken, o.a. aan de hand van de volgende signalen:
- niet meer eten en drinken
- toenemende zwakte en bedlegerigheid
- snelle, zwakke pols, verminderde doorbloeding van de extremiteiten, spitse neus
- reutelen
- onregelmatige ademhaling
- toenemende sufheid
- onrust
Beleid
- Bespreek met de patiënt (indien mogelijk), de naasten en de betrokken zorgverleners, inclusief vrijwilligers, dat de stervensfase is aangebroken.
- Start het Zorgpad Stervensfase als dat gebruikelijk is op de plaats waar de patiënt overlijdt.
- Bespreek met de patiënt (indien mogelijk) en de naasten:
- hun reacties en emoties naar aanleiding van het aanbreken van de stervensfase
- welke klachten en problemen er verwacht kunnen worden en hoe daarmee omgegaan wordt.
- het (in de meeste gevallen) achterwege laten van toediening van voeding en vocht
- het beleid ten aanzien van de medicatie
- hoe ze contact op kunnen nemen met de betrokken zorgverleners
- beslissingen rond het levenseinde, mede aan de hand van eerdere gesprekken daarover
- zaken die nog moeten worden geregeld c.q. besproken (bezoek, afscheid, wettelijke en/of financiële regelingen, rituelen, lichamelijke zorg direct na overlijden, crematie of begrafenis)
- waken
- draagkracht/draaglast
- mogelijkheden wat betreft zorg (bijv. nachtzorg) en hulpmiddelen
- Geef desgewenst ruimte en gelegenheid voor persoonlijk afscheid en rituelen. Vraag hierbij zo nodig ondersteuning van een geestelijk verzorger.
- Regel zo nodig praktische en emotionele ondersteuning voor patiënt en naasten door professionele zorgverleners en/of vrijwilligers.
- Begeleid de naasten bij het waken
- Zorg voor goede rapportage, overdracht en coördinatie van zorg.
- Beperk de medicatie tot het strikt noodzakelijke en pas zo nodig de toedieningsweg aan. Zorg in de huissituatie dat patiënten en/of naasten de beschikking hebben over medicatie voor acute (verergering van) klachten.
- Beperk medische en verpleegkundige (be)handelingen tot het strikt noodzakelijke.
- Zorg voor goede mondverzorging
- Behandel zo nodig symptomen:
- pijn
- Geef uitleg aan naasten over interpretatie van signalen die al dan niet (kunnen) wijzen op pijn
- Geef opioïden transdermaal (fentanyl) of s.c. (morfine, evt. oxycodon)
- Geef extra pijnstilling bij voorspelbare doorbraakpijn (verzorging, wisselligging)
- reutelen
- Uitleg
- Aanpassing van houding
- Indien het reutelen niet reageert op verandering van houding en het belastend is voor de naasten:
- scopolaminebutyl 20 mg s.c./i.v.; eventueel 60-120 mg/24 uur continu s.c./i.v.
- scopolamine transdermaal (1,5 mg): 1 pleister, om de 3 dagen verwisselen
- atropine oogdruppels 1% sublinguaal, iedere 4 uur 2-3 druppels.
- dyspnoe
- Leg uit wat een Cheyne-Stokes-ademhaling is en dat dit niet gepaard gaat met dyspnoe
- Leg uit dat stikken bijna nooit voorkomt
- Geef bij voorkeur morfine s.c., eventueel in combinatie met een benzodiapine s.c.
- Zorg voor ventilatie en/of frisse lucht
- Overweeg toediening van zuurstof alleen als er sprake is van hypoxie
- misselijkheid en braken
- Geef metoclopramide supp., s.c./i.v. of haloperidol buccaal, s.c./i.v., bij onvoldoende effect aangevuld met dexamethason s.c.
- Bij ileus: maaghevel of octreotide 3 dd 100-300 μg/300-900 μg continu/24 uur (s.c./i.v.) of scopolaminebutyl 40-120 mg/24 uur s.c./i.v.
- terminale onrust
- Behandel zo nodig een blaasretentie en/of obstipatie.
- Pas (zo mogelijk) medicatie aan, als deze bijdraagt aan de onrust.
- Zorg voor een rustige, stabiele en veilige omgeving.
- Geef zo nodig haloperidol buccaal of s.c.
- Overweeg palliatieve sedatie bij onbehandelbare terminale onrust
- angst
- Onderken en bespreek de aanwezige angst.
- Onderscheid angst van delier.
- Als (onttrekking van) medicatie verantwoordelijk is voor angst: pas medicatie aan.
- Geef zo nodig een benzodiazepine.
- mictie- en defecatieproblemen:
- Geef een blaaskatheter als de mictie te inspannend is of als er sprake is van urineretentie of incontinentie voor urine.
- Geef een klysma bij obstipatie.
- pijn
- Informeer en begeleid de naasten rondom en direct na het overlijden; bespreek daarbij hun wensen ten aanzien van de lichamelijke verzorging en hun rol daarbij, en ten aanzien van rituelen en praktische zaken (zoals de rol van de begrafenisondernemer).
- Nazorg