Oorzaken

De meest voorkomende vorm van dementie is de ziekte van Alzheimer welke naar schatting bij 50-60% van de patiënten voorkomt. Vasculaire dementie (VaD) komt bij 10-15% voor, Lewy-body dementie bij 10%, een combinatie van de ziekte van Alzheimer en vasculaire dementie bij ongeveer 15%. De restgroep wordt gevormd door zeldzamere vormen van dementie zoals de frontotemporale dementie (FTD), dementie bij de ziekte van Parkinson en de ziekte van Creutzfeldt-Jacob (CJD). De prevalentie van het type dementie hangt ook af van de leeftijd waarop de dementie ontstaat. Zo hebben mensen bij wie de dementie voor het 65e levensjaar is ontstaan, relatief vaker een frontotemporale dementie.

De etiologie en daarbij behorende pathofysiologie verschilt per type dementie. Hoewel de precieze etiologie van de ziekte van Alzheimer niet bekend is, is de dominante hypothese voor het ontstaan van Alzheimer dementie op dit moment de amyloïdcascade hypothese.

Deze stelt dat neerslagen van bèta-amyloïd (A) in seniele plaques buiten de cellen de belangrijkste schadelijke prikkels vormen. Verder spelen ook vasculaire afwijkingen, die vaak voorkomen bij Alzheimer, een belangrijke rol. Dit komt omdat het A via een vasculaire route wordt geëlimineerd en het falen van deze eliminatie leidt tot de formatie van amyloidosis en plaques in de bloedvaten.

Vasculaire dementie is een verzamelbegrip voor veel onderliggende subtypen zoals corticale en subcorticale VaD en de ziekte van Binswanger. De etiologie van VaD is multifactorieel: allerlei vasculaire risicofactoren zoals hypertensie, een CVA, witte stof afwijkingen en zelfs genetische factoren spelen een rol.