Hoe bereiken we de groep artsen die niet tot de innovators of early adopters behoren?”

Nieuws PaTz 11 september 2025

Een interview met hoogleraar Levenseindeonderzoek Bregje Onwu98b2ac9_w1272_fotobregjeonwuteakap.jpgteaka-Philipsen.

Hoogleraar Levenseindeonderzoek Bregje Onwuteaka-Philipsen van het Amsterdam UMC is vanaf de oprichting aan Stichting PaTz verbonden. Enerzijds als onderzoeker, anderzijds als bestuurder. Wat kan de Stichting nog meer doen om de palliatieve zorgverlening te verbeteren via de PaTz werkwijze?

Onwuteka-Philipsen brengt in het gesprek direct een intrigerend vraagstuk in. Sinds de PaTz werkwijze in Nederland werd geïntroduceerd, zijn overal in het land PaTz groepen opgericht. Inmiddels zijn er meer dan 260. “Op zich een mooi aantal natuurlijk”, zegt Onwuteaka-Philipsen. “Vele honderden huisartsen zijn dus bij zo’n PaTz groep aangesloten, en bespreken regelmatig hun palliatieve casuïstiek met collega’s en wijkverpleegkundigen. Maar procentueel gezien gaat het om 17% van alle huisartsen. Laat 17% - in het algemeen gesproken – nou precies de optelsom zijn in de adopters-curve van mensen die als Innovators of Early adopters in te schalen zijn. Daarna krijg je een groep die bijna dubbel zo groot is: de Early majority. Voor ons is het nu de grote uitdaging om de PaTz werkwijze bij díe groep aan te laten slaan. Maar hoe?”

Efficiencyslag en visiewinst
Onwuteaka-Philipsen heeft daar uiteraard wel wat ideeën over. Zo zou het bijvoorbeeld een goed initiatief kunnen zijn om de multidisciplinaire overleggen (MDO’s) die huisartsen soms in de ouderenzorg bezoeken te verbinden met de PaTz groepen. “De doelgroepen overlappen elkaar ten dele. Dus het ligt voor de hand om deze overlegvormen met elkaar te verbinden. Daarmee zou je een efficiencyslag kunnen slaan. Bovendien kan via die weg het palliatieve denken ook in de ouderenzorg worden gestimuleerd. Je ziet toch best vaak dat de behandeldoelen in de ouderenzorg gericht zijn op activeren en beter functioneren. Alleen kan dat niet altijd meer verbeterd worden. Het in stand houden of verbeteren van de kwaliteit van leven, wat bij uitstek het behandeldoel vanuit palliatief perspectief is, zou in de ouderenzorg wel wat meer aandacht mogen krijgen. Omgekeerd kunnen zorgverleners die met een palliatieve bril naar hun patiënten kijken nog wel wat leren van de zorgverleners uit de ouderenzorg. Soms kunnen behandeldoelen immers verder reiken dan ‘alleen’ de kwaliteit van leven. Met andere woorden: door deze twee overlegvormen bij elkaar te brengen, zouden huisartsen niet alleen tijd kunnen besparen, ze zouden – omdat dit visiewinst oplevert – ook betere passende zorg kunnen verlenen.”

‘Er is volop evidence over de waarde van PaTz-groepen’
Een andere manier om artsen uit de kring van de Early majority naar de PaTz groepen te trekken, is door hen te helpen bij het starten van een PaTz groep. Onwuteaka-Philipsen ziet daarvoor een rol voor de PaTz ambassadeurs, die in iedere regio zijn aangesteld. “Daarnaast weten we dat de Early Majority gevoelig is voor evidence. En die is er volop rondom de waarde van de PaTz werkwijze. De SentiMELC-studie liet bijvoorbeeld zien dat patiënten van huisartsen die niet deelnemen aan een PaTz groep 1,5 keer zoveel kans hebben op een SEH-bezoek en 1,4 keer zoveel kans hebben op een ziekenhuisopname in de maand voor overlijden. Beide kenmerken maken onderdeel uit van de definitie van potentieel ‘niet-passende zorg’. Andere voordelen van de PaTz groepen zijn niet minder waardevol: proactieve zorgplanning komt vanzelfsprekend en tijdig uit de verf bij de patiënten die in de groepen worden besproken, de werkwijze bevordert multidisciplinaire samenwerking en de weg naar het inschakelen van specialistische palliatieve zorg is zeer toegankelijk, omdat aan iedere PaTz groep een consulent palliatieve zorg verbonden is. Als we dit soort voordelen meer onder de aandacht brengen, zal het aantal PaTz groepen nog verder kunnen stijgen.”

‘PaTz werkwijze kan bijdragen aan de allerbeste palliatieve zorg bij mensen thuis’
Onwuteaka-Philipsen raakte bij de PaTz werkwijze betrokken toen initiatiefnemer Bart Schweitzer haar vroeg onderzoek te doen naar de waarde van de eerste PaTz groepen, die in Amsterdam startten. Daarmee werd de kiem gelegd voor een reeks onderzoeken naar de PaTz werkwijze, zoals de eerdergenoemde SentiMELC-studie en de jaarlijkse PaTz monitor. “Waar het ons natuurlijk telkens om gaat is dat patiënten thuis de allerbeste palliatieve zorg krijgen. Dát is onze stip op de horizon. De PaTz werkwijze draagt bij aan die allerbeste palliatieve zorg voor mensen die thuis verblijven.”

‘PaTz groepen kunnen huisartsen behoeden voor meest gemaakte fout’
Over het algemeen, zo toont onderzoek aan, zijn huisartsen best goed in het verlenen van palliatieve zorg, geeft Onwuteaka-Philipsen aan. “Dit staat of valt bij het tijdig markeren van de palliatieve fase. Als je dat beginpunt mist, kan dat forse consequenties hebben voor de behandelingen en de zorg in de laatste levensfase. Je blijft wat meer op het behandeldoel ‘genezing’ zitten, je kijkt wat minder naar symptoombestrijding en je bespreekt niet de thema’s die je zou moeten bespreken, zoals hoe mensen naar hun einde kijken, wat voor hen belangrijk is in de weg daarnaar toe en of ze nog het één en ander moeten vastleggen. Dat ondermijnt de kwaliteit van goede palliatieve zorg.” Huisartsen die in een PaTz groep zitten, zullen deze fout minder makkelijk maken, onderstreept Onwuteaka-Philipsen. “Door PaTz kijken ze hier systematisch naar, omdat ze voor iedere PaTz bijeenkomst hun patiënten via het register langslopen.  In een PaTz groep zit bovendien een kaderarts palliatieve zorg, die extra kennis over palliatieve zorg heeft en hen bij die markering kan helpen. En in PaTz kringen circuleert een lijst met ICPC-codes, die óók kunnen helpen bij de tijdige markering. Momenteel wordt in het IPAZ-project aan een verfijning van die lijst gewerkt.”

‘Sociale dimensie krijgt nog relatief weinig aandacht’
Een wens die bij het bestuur van Stichting PaTz leeft is dat de PaTz groepen meer in verbinding komen met het sociaal domein. “Die behoefte is er, zo blijkt uit de PaTz monitor”, zegt Onwuteaka-Philipsen. “De PaTz monitor is een jaarlijkse vragenlijst die we naar alle leden van PaTz groepen toesturen. We leerden daaruit dat bij een klein deel van de PaTz groepen een vertegenwoordiger uit het sociaal domein, bijvoorbeeld vanuit een wijk/buurtteam, aansluit en dat bijna tweederde van de PaTz deelnemers dit een goed idee zou vinden. Niet structureel, maar met enige regelmaat.” 

Onwuteaka-Philipsen noemt dat een goede ontwikkeling, omdat daardoor de sociale dimensie meer aandacht krijgt. “En dat is nodig, want voor de sociale dimensie geldt hetzelfde als voor de spirituele dimensie: die krijgt nog relatief weinig aandacht.”

‘De samenwerking met het sociaal domein staat nog maar in de kinderschoenen’
Die behoefte aan verbinding met het sociaal domein komt overigens niet uit de lucht vallen; ook het overheidsbeleid is erop gericht de sector gezondheidszorg méér te laten samenwerken met de hulpverleners uit het sociaal domein. “De gedachte hierachter is dat dit de zorg zou kunnen ontlasten”, zegt Onwuteaka-Philipsen, “maar dat is nog maar de vraag. Bovendien valt er nu nog weinig te evalueren op dit punt, zeker als het gaat om de samenwerking rondom palliatieve patiënten, want de verbinding staat nog maar in de kinderschoenen.”

Notabene
Het project SocialPAL inventariseert initiatieven waarin gezondheidszorg en welzijn goed samenwerken rondom patiënten in de palliatieve levensfase. Ken jij zo’n initiatief? Meld het dan aan. Meer informatie vind je in dit artikel op de website van Agora.

 

Contact
Neem voor vragen contact met ons op