15 jaar in een PaTz groep: “Het maakt de samenwerking zoveel makkelijker, en dus de zorg zoveel beter”
Huisarts Jeroen van Berckel Smit en verpleegkundige Muriël Houthuijse startten beiden vijftien jaar geleden in één van de vier eerste PaTz groepen. Sindsdien bespreken zij iedere twee maanden, met collega-huisartsen en -verpleegkundigen, de palliatieve patiënten in hun werkgebied Amsterdam-Zuid. “Patiënten profiteren van het feit dat we makkelijker kunnen samenwerken.”
Houthuijse heeft haar antwoord direct klaar als haar gevraagd wordt waarom ze al vijftien jaar lang telkens naar zo’n PaTz groep gaat. “Het is leuk om elkaar in het echt te zien, en elkaar niet alleen via een beeldscherm of telefoon te treffen. Het is fijn om je ervaringen te delen en te bespreken. Ik leer er nog iedere keer van. Bovendien is de winst voor m’n patiënten overduidelijk: juist omdat er dankzij de PaTz groep korte lijntjes bestaan, is het makkelijk om samen te werken in de zorg. Patiënten profiteren daarvan. Onlangs nog sprak ik een patiënt die dat ook expliciet verwoordde. Ik was samen met een huisarts uit de PaTz groep op huisbezoek bij hem. ‘Het is fijn om te merken dat jullie op één lijn zitten. En dat ik weet dat jullie makkelijk contact met elkaar hebben. Dat geeft rust.’
|
|
Jeroen van Berckel Smit | Muriël Houthuijse |
Daarmee sloeg hij de spijker op zijn kop. Want als ik iets moet kortsluiten met een huisarts die niet in mijn PaTz groep zit, duurt het altijd langer voordat we gezamenlijk een nieuwe stap in het behandelbeleid kunnen zetten. In de PaTz groep erkennen we elkaars deskundigheid. Bijvoorbeeld: als bij een patiënt de pijnmedicatie niet aanslaat, dan neemt een huisarts uit de PaTz groep mijn advies voor een aanpassing direct over. Bij een niet PaTz huisarts moet ik allereerst meer moeite doen om contact met hem te krijgen, en vervolgens moet ik soms op mijn tenen lopen om een suggestie voor een aanpassing in het beleid te doen. Dat kost dus tijd. Tijd die ten koste gaat van de kwaliteit van leven van die patiënt.”
‘Het is ook goed voor mijn persoonlijke ontwikkeling’
Van Berckel Smit benoemt op hoofdlijnen dezelfde voordelen aan de PaTz deelname: “Het schakelt makkelijker, omdat je elkaar kent. En je merkt duidelijk dat de patiënt er voordeel van heeft. Dat zorgt ervoor dat ik iedere keer flink gemotiveerd ben om naar onze overleggen te gaan. Daarnaast is het goed voor mijn persoonlijke ontwikkeling: we nodigen bijvoorbeeld regelmatig een expert uit, die een specifiek thema nader komt belichten. Kortgeleden kwam een geestelijk verzorger vertellen over zijn werk. Dat is leerzaam voor mij als arts, maar ook voor mij als mens.”
Voordelen van PaTz op basis van wetenschappelijk onderzoek
Vanaf de start van de PaTz groepen zijn zij onderwerp van onderzoek. Dat heeft inmiddels een imposante reeks resultaten opgeleverd. Ze zijn allemaal hier te vinden. Wil je de meest recente Factsheet over PaTz lezen? Kijk dan hier. Benieuwd naar de recente studie over PaTz en rouwzorg? Kijk hier.‘Het aantal verpleegkundigen dat deelneemt is helaas sterk beperkt’
Al de genoemde voordelen nemen echter niet weg dat er ook wel wat zorgen bij Van Berckel Smit bestaan over de PaTz groep. “Wij zitten met zo’n tien artsen bij elkaar. Dat is een hechte club. Het aantal verpleegkundigen dat óók aanwezig is, is sterk beperkt. Dat is een kwetsbaar onderdeel van het geheel. In mijn deel van Amsterdam zijn tientallen thuiszorgorganisaties actief. Slechts een beperkt deel daarvan is in staat palliatieve zorg te leveren. En daarvan vaardigt slechts een deel een verpleegkundige af om aan het PaTz overleg deel te nemen. Dat zit ‘m voor een deel in het feit dat niet iedere organisatie de waarde van het overleg erkent. Het betekent voor de verpleegkundige dat hij of zij in zijn vrije tijd de PaTz bijeenkomst moet bezoeken. Dat is natuurlijk een forse drempel voor deelname.”
Vergoedingen voor PaTz
De vergoedingen voor de PaTz deelnemers zijn verschillend geregeld. En soms zijn ze er simpelweg niet. Sommige huisartsen krijgen een vergoeding via tijdelijke innovatiegelden (opslagtarief per patiënt). Voor verpleegkundigen zijn deze nauwelijks beschikbaar. Veelal doen ze dit in eigen tijd. Consulenten van de PaTz groepen krijgen soms een vergoeding via hun werkgever, maar veelal (nu nog) via de PZNL-consultatiesubsidie. In één regio is de vergoeding via een Tapa$-experiment goed geregeld. Meer informatie daarover vind je hier. Op Palliaweb vind je een Handreiking om via de contractering van TAPA$-prestaties de PaTz werkwijze te financieren.
Houthuijse herkent die problematiek. “Ook in mijn wijk zijn vele thuiszorgorganisaties in te zetten. Maar los van mijn werkgever – Buurtzorg – geeft in mijn wijk alleen Cordaan de mogelijkheid aan een verpleegkundige om deel te nemen aan een PaTz groep. Bij de meeste verpleegkundigen komt het dus vaak neer op vrijwilligerswerk. Dat is dus nog een serieus probleem.” Van Berckel Smit hoopt dat deze barrière snel verholpen kan worden. “Verpleegkundigen zijn echt cruciaal om in gezamenlijkheid goede palliatieve zorg te kunnen verlenen.”
‘Er is onder de patiënten absoluut meer sprake van eenzaamheid’
In die vijftien jaar hebben Van Berckel Smit en Houthuijse diverse verschuivingen zien ontstaan in de patiënten die zij in de PaTz groepen bespreken. Enerzijds zijn die het gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen, anderzijds ontstaan die door een grotere kennis over palliatieve zorg. “De toename van eenzaamheid is zo’n maatschappelijke ontwikkeling die doorklinkt bij onze doelgroep”, zegt Van Berckel Smit. “Meer dan in de begintijd van de PaTz groep zien we patiënten zonder netwerk. Er is absoluut sprake van meer eenzaamheid. Daarmee verandert de context waarin de patiënt ziek is en overlijdt. Een positiever punt is dat de patiëntengroep zich verbreedt, medisch gezien. Hadden we het in de beginjaren vooral over mensen met kanker, nu bespreken we ook casussen die om mensen met hartfalen of dementie draaien.”
‘Nu óók nog meer aandacht voor de sociale en spirituele dimensie’
Houthuijse ziet daarnaast ook een verschuiving in de inhoudelijke zorg: “Als ik het wat chargeer, hadden we het in het begin van de PaTz groep vooral over lichamelijke klachten van patiënten. Die kregen de aandacht, en die probeerden we zo goed als mogelijk te verlichten met elkaar. Nu kijken we bijna standaard ook naar de psychische kant. Dat is absoluut winst, al valt er natuurlijk nog méér winst te bereiken, want de sociale en spirituele dimensie hoort ook aandacht te krijgen. Dat is nu nog geen vanzelfsprekendheid.”
Van Berckel Smit heeft op dat gebied een andere ervaring: “Ik heb het idee dat er in de huidige tijd al wel méér oog is voor de kant van de zingeving. Patiënten brengen het zelf eerder in. En ze staan er meer voor open om hierover in gesprek te gaan met een zorgverlener. Vanuit de kant van de zorgverleners wordt dit ook nadrukkelijk gestimuleerd. Voor mij als arts is de opkomst van de Positieve Gezondheid hierin zeer helpend geweest.”
‘Niet deelnemen aan een PaTz groep is geen optie’
In de vijftien jaar dat Houthuijse en Van Berckel Smit bij hun PaTz groep zaten, is het aantal PaTz groepen fors gegroeid. Inmiddels staat de teller op 264. Van Berckel Smit heeft – direct of indirect – bijgedragen aan de populariteit van de PaTz groepen: “Als opleider van huisartsen, nodig ik alle aios’en uit om een keer deel te nemen aan een PaTz overleg. En binnen de huisartsengroep waarin ik werk, wordt standaard aan nieuwe leden de vraag gesteld: ‘In welke PaTz groep ga jij zitten?’ De optie om je níet bij een PaTz groep aan te sluiten is eigenlijk niet aanwezig.”
Houthuijse vindt die 264 een mooi aantal, maar zou liever zien dat iedere huisarts in een PaTz groep zou zitten. “Natuurlijk zijn er huisartsen, bijvoorbeeld in Vinex-wijken, die nauwelijks met palliatieve zorg te maken hebben. Maar het gros van de huisartsen heeft wél voortdurend mensen met een ongeneeslijke ziekte in de praktijk. Dan is het in mijn ogen bijna een vanzelfsprekendheid dat je de allerbeste zorg aan hen wil geven. Dat kan in mijn ogen niet anders dan via deelname aan een PaTz groep.”