Familiegesprek
Mijn tante Hedwig heeft al jaren last van kortademigheid en diabetes. Ze is de afgelopen jaren regelmatig opgenomen. Gelukkig knapt ze daar steeds van op, maar de periodes dat het goed gaat, worden korter en haar benauwdheid wordt heviger.
De opnames en behandelingen in het ziekenhuis zijn best ingrijpend. Vanochtend was ze weer naar de huisarts geweest vanwege kortademigheid. De huisarts sprak met haar over de gevolgen van opnames en behandelingen, over kwaliteit van leven en wanneer het voor haar nog de moeite waard is.
Dat viel niet in goede aarde bij mijn tante. Moest zij nu gaan nadenken over wat zij belangrijk vindt en of ze wel of niet behandeld wil worden? Het moest niet gekker worden. Hij was toch de deskundige! Ze stond meteen na haar doktersbezoek bij mijn moeder op de stoep. “En trouwens”, zo vertelde ze. “Komt tijd, komt raad. Mijn kinderen moeten maar beslissen als het niet meer gaat.”
Mijn moeder houdt me nauwlettend in de gaten terwijl ze me dit vertelt. Ongetwijfeld denkt ook zij terug aan de gesprekken die we samen met mijn broers hadden over wel of niet behandelen als hét moment daar is en de gevolgen voor de kwaliteit van leven.
Nu brengt mijn moeder het alsof het voor ons de gewoonste zaak van de wereld is om over leven en dood te praten. Dat was en is niet zo. Maar het zijn wel momenten waar ik met een goed gevoel op terugkijk. We hebben met elkaar, nu het nog kan, meerdere goede gesprekken gehad over haar wensen en hoe ze denkt over kwaliteit van leven. Het is fijn om te kunnen handelen in haar geest als dat nodig is.
Mijn moeder en ik zitten tegenover elkaar. We kijken elkaar aan. Heel even maar. Ik zie mezelf in de spiegeltjes van haar ogen. Stel je toch voor dat wij als kinderen op een cruciaal moment moeten beslissen wat er met mijn moeder zou moeten gebeuren. Ik mag er niet aan denken. Ik sla mijn ogen neer en kijk naar haar handen. Haar oude handen.