Medicamenteuze behandeling
Diuretica
De waarde van diuretica bij de behandeling van maligne ascites is zeer beperkt. Een proefbehandeling met diuretica is te overwegen indien er sprake is van ascites met de kenmerken van een transsudaat ten gevolge van uitgebreide levermetastasen. In 43% van deze gevallen treedt een response op. Behandeling met diuretica is niet geïndiceerd bij maligne ascites ten gevolge van een peritonitis carcinomatosa.
Diuretica hebben wel een belangrijke plaats bij de behandeling van ascites als gevolg van comorbiditeit (bijv. levercirrose, decompensatio cordis, pericarditis, nefrotisch syndroom). In veel situaties (m.n.in de eerste lijn) is geen informatie over de kenmerken van de ascites beschikbaar. Het besluit tot diuretische behandeling kan dan worden genomen aan de hand van het macroscopische aspect van de ascites (m.n. bij heldere, dus niet troebele en/of bloederige ascites) en de medische gegevens (aanwijzingen voor levermetastasen of niet-maligne oorzaken; geen aanwijzingen voor peritonitis carcinomatosa). Zo nodig wordt ascitesvocht ingestuurd naar het huisartsenlaboratorium voor bepaling van het eiwit-, albumine- en LDH-gehalte.
Meestal wordt begonnen met spironolacton 1 dd 100 mg p.o., eventueel gecombineerd met furosemide 2-3 dd 20-40 mg p.o. Indien het gewicht minder dan 0,5 kg per dag daalt, wordt de dosis van de spironolacton om de paar dagen met 100 mg per dag verhoogd tot een maximale dosis van 1 dd 400 mg. Het effect is pas na 1-2 weken te beoordelen. Indien dit regime effectief blijkt, wordt tweederde van de dosis die het gewenste effect heeft gegeven als onderhoudsdosering voorgeschreven zolang de ascites aanwezig is.
Bij gebruik van diuretica worden NSAID's bij voorkeur gestaakt.